fraudegevallen

Teevendeal: geen doofpot, wel chaos

Lotte RooijendijkFeature, Kwesties, Media, Nationaal, News, Nieuws

Amsterdam, 25 mei 2016 – Vandaag presenteerde de onderzoekscommissie-Oosting de resultaten van het tweede onderzoek naar de Teevendeal. In 2000 maakte voormalig staatssecretaris Fred Teeven als Officier van Justitie een deal met drugshandelaar Cees Helman waarbij Helman een boete van 750.000 moest betalen in ruil voor het restant van zijn in beslag genomen vermogen. Hoe groot dit restant was bleef lang onduidelijk, omdat het ‘bonnetje’ zoek was. Toen het bonnetje uiteindelijk boven water werd gebracht, bleek dat dit al veel eerder had kunnen gebeuren, waardoor de indruk werd gewekt dat er sprake was van een doofpot. Volgens het rapport van Commissie-Oosting is dit echter niet het geval; wel is er sprake geweest van grote chaos op het Ministerie van Justitie.

Het afschrift van de Teevendeal

De schikking die Teeven in 2000 als officier van justitie met Helman trof, leidde vorig jaar tot veel discussie. Het restant van het in beslag genomen vermogen van Helman zou veel hoger zijn geweest dan was beweerd door Teeven en minister Opstelten. Het bankafschrift van de transactie dat duidelijkheid had moeten scheppen, bleek niet te vinden. Uiteindelijk zou het document op 9 maart 2015 alsnog gevonden worden. Hieruit bleek dat het om een transactie van 4,7 miljoen gulden ging en niet om 1,25 miljoen gulden, zoals Teeven en Opstelten hadden beweerd. Nog dezelfde dag stapten de twee bewindslieden op. Naar aanleiding van het vinden van het afschrift stelde een onafhankelijke onderzoekscommissie onder leiding van oud-ombudsman Martin Oosting een onderzoek in. Eind 2015 kwam deze commissie met een eerste rapport, waarin het keihard uithaalde naar het handelen van Opstelten en Teeven.

Begin 2016 kwam er nieuwe informatie naar boven waaruit bleek dat het afschrift al veel eerder was gevonden dan maart 2015. In de eerste helft van 2014 waren ambtenaren van de Gemeenschappelijke Dienst ICT namelijk al bezig met het herstellen van een back-up van het afschrift. Op 5 juni kregen zij vervolgens de opdracht deze herstelwerkzaamheden te stoppen. Dit was twee dagen nadat Minister Opstelten had verklaard dat het bonnetje niet te vinden was. Als reactie op de onthullingen vroeg minister Van der Steur de commissie-Oosting het onderzoek te heropenen. Vandaag werden de bevindingen van de commissie gepresenteerd.

Bevindingen commissie-Oosting

De commissie komt tot de conclusie dat er bij de Teevendeal geen sprake is geweest van een doofpot: “Zo’n situatie veronderstelt in elk geval het organisatorische vermogen en de bestuurskracht om zaken effectief toe te dekken, en dat zo te houden. En ook om (…) de kring van betrokkenen zo klein mogelijk te houden,” zo legde Oosting de situatie uit tijdens de presentatie van het onderzoeksrapport. In het rapport wordt gesteld dat er “geen sprake is geweest van een welbewust besluit op enig hoger niveau om niet (verder) te (laten) zoeken naar de gezochte informatie over de betaalgegevens en om opdracht te (laten) geven om stappen in die zoektocht te staken.”

In plaats daarvan ziet de commissie-Oosting een ‘gebrek aan regie’ als oorzaak voor het niet eerder vinden van het bonnetje. “Ondanks de inzet en ongetwijfeld goede bedoelingen van vele betrokkenen bij de achtereenvolgende zoektochten, komt het beeld op van gebrek aan daadkracht en eenheid,” aldus Oosting. In het rapport wordt de situatie binnen het ministerie van justitie getypeerd als een “cultuur van ieder voor zich, binnen de grenzen van de eigen taak.” Er was weinig communicatie tussen bestuurders, ambtenaren en het ministerie en de Tweede Kamer. De chaos werd volgens Oosting daardoor zo groot, dat het ministerie niet eens in staat zou zijn om een gevoelige zaak in de doofpot te stoppen. In de top van het ministerie heerste volgens Oosting “een evident gebrek aan regie in de politiek zeer gevoelige zaak.” Er zou binnen het ministerie sprake zijn van “verkokering, gebrek aan eenheid van optreden en het ontbreken van politieke sensiviteit.”

Teevendeal

Vooral Pieter Cloo, toenmalig secretaris-generaal van het ministerie van justitie, heeft steken laten vallen, zo oordeelt de commissie. Hij zou als secretaris-generaal in juni 2014 te horen hebben gekregen van het hoofd financiële informatiesystemen Coen Hoogendoorn dat er een back-up beschikbaar was waarop het afschrift te vinden zou zijn en dat deze back-up kon worden hersteld. Vervolgens heeft Cloo niks met deze informatie gedaan. Hoogendoorn heeft verder geen contact opgenomen met Gerard Roes, die de zoektocht naar het bonnetje leidde. Op zijn beurt ondernam Roes ook geen enkele poging om met Cloo in contact gekomen. Op deze manier heeft Cloo bij de hele zoektocht buitenspel gestaan en is hij tekort geschoten in de regie bij deze kwestie.

Huidig minister Van der Steur speelt een kleine rol in het tweede rapport van commissie-Oosting. In het debat op 16 december 2015 beweerde hij dat het bonnetje naar alle waarschijnlijkheid eerder zou zijn gevonden wanneer de juiste mensen op het ministerie hadden gewerkt. Hij was daarbij in de veronderstelling dat het bestand pas werd gevonden nadat externe experts waren ingehuurd. Dat bleek dus niet het geval te zijn. De commissie-Oosting concludeert dat de medewerkers “professioneel hebben gehandeld en hun taken naar behoren hebben uitgevoerd.” De uitspraak van Van der Steur zou daarom “geen recht aan de inspanningen van de medewerkers” doen.

Reactie Van der Steur

Tijdens de persconferentie naar aanleiding van de presentatie van het onderzoeksrapport gaf minister Van der Steur toe dat zijn ministerie onvoldoende heeft gefunctioneerd rondom de zoektocht naar het afschrift. “Er is geen opdracht gegeven om iets niet te vinden, maar er is ook niet op juiste moment opdracht gegeven om iets wel te vinden,” stelde Van der Steur. Tevens erkende de minister dat zijn uitspraken over de ICT-afdeling van het ministerie onterecht waren: “Ik heb hen later gecomplimenteerd met het vinden van het bonnetje.”

Volgens Van der Steur heeft de ambtelijke top inmiddels meer contact onderling en met de Kamer. Dit is een van de stappen in het verbetertraject dat is ingezet om de cultuur binnen het ministerie van justitie te veranderen: “Het is overduidelijk dat er af en toe fouten worden gemaakt, maar waar het om gaat is dat we de risico’s dat dat gebeurt zo klein mogelijk maken.” Dankzij dit verbetertraject zal het tweede rapport van commissie-Oosting naar alle waarschijnlijkheid beperkte gevolgen hebben voor de positie van de minister; het rapport bespreekt vooral de situatie binnen het ministerie zoals deze ten tijde van de ‘bonnetjeszoektocht’ was. Er wordt inmiddels op basis van de aanbevelingen uit het eerste rapport gewerkt aan het verbeteren van de communicatie en werksfeer op het ministerie. Het onderzoeksrapport zal hier volgens de minister zeker aan bijdragen: “De conclusies uit dit onderzoek neem ik mee om dat traject aan te scherpen.”