Twintig grote exportlanden voldoen niet aan hun verplichtingen

Anne Scheltema BeduinFeature, Internationaal, Kwesties, Media, Nationaal, News, Nieuws, Onderzoeken, Organisatie, Press Release, Press Releases, Publicaties, Publication, Wetgeving

Amsterdam, 20 augustus 2015 – 22 van de 41 OESO-landen die het anti-omkopingsverdrag hebben getekend zijn er in de afgelopen vier jaar niet in geslaagd om hun taak te vervullen; zij hebben in de afgelopen vier jaar geen enkele zaak van buitenlandse omkoping onderzocht of vervolgd, waardoor ze hun verplichtingen niet zijn nagekomen om grensoverschrijdende omkoping effectief te bestrijden. Echter, er is ook goed nieuws: vier landen, waaronder Nederland, hebben hun inspanningen om te handhaven verbeterd terwijl maar één land (Argentinië) in positie is gedaald.

 

Nederland

Nederland valt in de categorie “limited enforcement”, wat inhoudt dat Nederland zaken van buitenlandse omkoping beperkt handhaaft. Dit is een verbetering ten opzichte van het vorige rapport van 2014, daar viel Nederland namelijk nog in de categorie “little or no enforcement”. Voornaamste oorzaak is het toezeggen van extra middelen voor het bestrijden van corruptie, de verhoging van straffen ten aanzien van onder andere buitenlandse omkoping en het onderzoeken van een aantal grote corruptiezaken, waaronder SBM.

 

Kritiek was er op de aanpak van postbusmaatschappijen en de opstelling van het OM, die nog steeds als onvoldoende actief wordt bestempeld. TI-NL moedigt de Nederlandse overheid door te gaan met de huidige ontwikkelingen en de beloofde investeringen waar te maken. Belangrijk is daarbij het transparanter maken van schikkingen die in corruptiezaken getroffen worden, de vervolging van natuurlijke personen om de indruk van straffeloosheid weg te nemen en de actievere opstelling ten opzichte van corruptiezaken in het buitenland waarbij Nederlandse bedrijven of personen betrokken zijn.

 

Via deze link leest u de specifieke sectie met betrekking tot Nederland.

 

Bestrijding van grensoverschrijdende corruptie

Zestien jaar na inwerkingtreding van het verdrag, zijn er maar vier landen die het OESO anti-omkopingsverdrag actief handhaven (“active enforcement”). Deze landen onderzoeken en vervolgen actief bedrijven die buitenlandse ambtenaren omkopen om bijvoorbeeld zo contracten te krijgen of de kans hierop te vergroten. Het gaat om de USA (met zijn welbekende FCPA), Duitsland, Engeland (via de UK Bribery Act 2010) en Zwitserland. Zes landen zijn ingedeeld in de categorie matige handhaving (“moderate enforcement”), terwijl negen landen zijn ingedeeld in de categorie beperkte handhaving (“limited enforcement”). Nederland valt in deze laatste categorie. De overige 20 landen doen weinig tot niets om ervoor te zorgen dat bedrijven in hun land corruptie niet verspreiden. Tot slot hebben IJsland en Letland geen zaken vervolgd of onderzocht, maar toch geen plaatsing in het reglement, respectievelijke vanwege hun te kleine aandeel in de wereldwijde export en te recente toetreding tot het verdrag.

 

Directeur van Transparency International, José Ugaz: “Door het tekenen van de OECD anti-omkopingsverdrag, hebben landen zich toegewijd aan het onderzoeken en vervolgen van grensoverschrijdende corruptie. Bijna de helft van de landen houdt zich hier echter niet aan. De OECD moet ervoor zorgen dat dergelijke slechte prestaties serieuze gevolgen hebben. Het niet nakomen van internationale verplichtingen kan niet worden getolereerd”.

 

Onvoldoende handhaving

De twintig landen die maar weinig tot helemaal niet handhaven, zijn goed voor 20.4% van de totale export wereldwijd. Deze landen laten het na om grensoverschrijdende corruptie te onderzoeken en te vervolgen door het gebrek aan politieke wil en middelen om dit daadwerkelijk te doen. Er zijn twaalf landen die dit verdrag hebben getekend, waaronder een aantal ‘oude’ democratieën, waar (mogelijke) inmenging van de politiek een effectief strafrechtsysteem in de weg staat.

 

De inspanning om buitenlandse omkoping tegen te gaan wordt in 21 landen ook belemmerd door straffen in wet en praktijk die onvoldoende effectief zijn. Het OECD Foreign Bribery Report van december 2014 laat zien dat in maar 17 van de 41 landen significante straffen werden opgelegd. Rusland heeft in 2015 de straffen op het geven (ook aan buitenlandse ambtenaren) of ontvangen van steekpenningen juist verlaagd. Argentinië is het enige land dat nu in een categorie lager valt dan in het vorige rapport.

Indeling landen exporting corruption

De vier landen die actief handhaven (de Verenigde Staten, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland) hebben in totaal 215 zaken afgehandeld en zijn 59 nieuwe zaken begonnen van 2011-2014. De andere 35 landen hebben 30 zaken afgehandeld en zijn er 63 begonnen. Twintig landen hebben geen enkele zaak van grensoverschrijdende corruptie vervolgd in de afgelopen vier jaar.

G20

De G20 heeft een Anti-Corruption Action Plan voor 2015-2016 opgesteld. Volgens dit rapport van Transparency International vallen zes van de landen in deze top in de categorie “little or no enforcement”, waardoor deze landen er niet in slagen om de doelen die uiteengezet zijn in dit plan te bereiken.

 

Het is belangrijk dat het maatschappelijk middenveld en de privésector nationale programma’s ontwikkelen die de tekortkomingen van hun regeringen aanvullen om zo handhaving van buitenlandse omkoping te verhogen. Hopelijk eindigen alle landen dan volgend jaar in een hogere categorie.