De sleutel tot (bestuurlijke) integriteit…

Anne Scheltema BeduinExtern nieuws, Feature, Kwesties, Nationaal, Opinie

Amsterdam, 12 oktober 2015 – Graag delen wij met u een artikel van Linda Kooning, oorspronkelijk verschenen op de website van de Good Governance Monitor.

——————————————————————————————–

Corruptie is als politiek, economisch en maatschappelijk probleem de laatste jaren veelbesproken in elk van deze facetten van de samenleving. Zo accepteren steeds meer (met name multinationale) ondernemingen de noodzaak van adequate anticorruptiemaatregelen; een ontwikkeling die is versterkt door veelvuldige confrontaties van het bedrijfsleven met de inmiddels geduchte lange arm der wet (te denken valt aan de Amerikaanse Foreign Corrupt Practices Act en de Britse UK Bribery Act; strenge anticorruptiewetgeving met extraterritoriale werking).

Het is de meesten van ons inmiddels dan ook wel duidelijk in welke situaties er sprake is van corruptie. Minder duidelijk is wanneer dit reden wordt om een mens als corrupt te bestempelen. Eenzelfde schemer hangt om de tegenhanger van het begrip corruptie: integriteit. Wát maakt een mens integer? De rol die is weggelegd voor deze kernvragen in de benadering van ethische vraagstukken is minimaal. Een gemiste kans, waaraan mogelijk de complexiteit van gebruikte concepten ten grondslag ligt. ‘Integriteit’ is veelvuldig omschreven, maar de diversiteit en het hoge abstractieniveau van veel definities zijn er de oorzaak van dat dit begrip lastig op de eigen belevingswereld kan worden toegepast. Bovendien is integriteit niet zwart-wit, hoe onpraktisch soms ook; de wereld valt niet op te delen in integere en niet-integere mensen (zogenaamde rotte appels).

Integriteit en corruptie als antoniemen

De onderliggende betekenis van de termen ‘integer’ en ‘corrupt’ kan inzicht bieden in welke benaderingswijze het beste tegemoetkomt aan wat ons gedrag, in uiteenlopende situaties, zegt over waar we staan in onze persoonlijke en professionele ontwikkeling en wat we daarin nodig hebben. Dit vereist allereerst begrip van de herkomst van beide concepten.

‘Integer’ verwijst naar de woorden ‘heel’ en ‘ongeschonden’. Het begrip ‘corrupt’ is afgeleid van het Latijnse woord voor ‘bederf’. Bederf is een proces van aantasting en verval. Wat bederft, wordt met de tijd geschonden, verliest zijn gaafheid en is dus ‘niet-heel’ . Deze manier van omschrijven staat toe dat we beide begrippen behandelen als uiteinden van een continuüm. Terwijl het noch mogelijk is, noch wenselijk om mensen te classificeren als ‘integer’ dan wel ‘corrupt’, kan dit in principe wel met afzonderlijke handelswijzen of gedragingen. Door inzichtelijk te maken wat de morele gevolgen zijn van handelen, kan vervolgens het effect op persoonlijke en/of organisatie-integriteit worden begrepen. De vraag die wij onszelf bij iedere morele overweging kunnen stellen is daarom:

Wat zijn de gevolgen van de diverse handelswijzen die tot mijn mogelijkheden behoren; welke belangen laten ze ‘heel’ en welke belangen schenden ze?

De lerende mens; morele afwegingen en onze (gepercipieerde) integriteit

Ieder individu is uitgerust met de middelen (hoofd en hart) om dilemma’s te herkennen en de juiste afwegingen te maken wanneer geconfronteerd met (ogenschijnlijk) tegenstrijdige belangen. Dit maakt ieder mens in beginsel ‘goed’, oftewel integer; een belangrijk uitgangspunt voor de grondleggers van de Good Governance Monitor.

De waarneembare diversiteit in individuele en collectieve gedragingen is te herleiden tot (ontwikkelde) karaktereigenschappen, ervaringen en omgevingsfactoren zoals cultuur. Niemand is immuun voor deze invloeden: interne en externe krachten brengen eenieder weleens tot onvolledige, eenzijdige of ongepaste morele afwegingen. Dit maakt ons niet massaal tot gecorrumpeerde zielen. Wanneer wij deze krachten echter toestaan ons handelen op een dusdanige wijze te beïnvloeden dat belangen van derden ondergeschikt raken aan eigenbelang of kortetermijnbelang, dan schaadt dit wel degelijk onze integriteit. Ook wanneer wij niet toestaan dat onze integriteit bijna onmerkbaar steeds verder wordt aangetast, door te leren van gemaakte fouten, kan onze integriteit in de ogen van anderen toch afbrokkelen. Zelfs wanneer wij ons bevinden in een proces van bewustwording en persoonlijke ontwikkeling, kijkt de buitenwereld kritisch naar de effecten van onze beslissingen en handelswijzen. Niet alleen onze integriteit, ook onze reputatie staat dus op het spel.

Corruptie als uitvloeisel van gebrekkige transparantie

Corruptie, het antoniem voor integriteit, is tegelijkertijd een begrip dat duidt op een vorm van niet-integer gedrag; een maatschappelijk fenomeen dat de realiteit van deze glijdende schaal treffend illustreert. Zo wordt omkoping in bepaalde delen van de wereld, en in bepaalde sectoren, gezien als ‘de manier waarop men hier zaken doet’; de omgeving keurt het gedrag goed of oefent zelfs druk uit om het gedrag te vertonen. Het betalen van een steekpenning bijvoorbeeld, is dan in lijn met lokale gewoontes. In een dergelijke setting verdwijnen bepaalde morele overwegingen gemakkelijk uit beeld. Bovendien valt de schade van corruptie moeilijk aan specifieke (groepen) individuen toe te wijzen. Gevolgen zijn daarbij vaak indirect of worden pas na geruime tijd zichtbaar. Zo kan men dus worden verleid om bepaalde vormen van corruptie te rechtvaardigen.

Verstrekkende gevolgen

Maar wat krom is, praat men niet recht. De gevolgen van corruptie voor samenlevingen zijn verstrekkend:

  • burgers verliezen het vertrouwen in democratie en rechtstaat en daarmee vervalt de legitimiteit ervan;
  • corruptie belemmert eerlijke concurrentie en schrikt zo investeerders af;
  • corruptie kan er voor zorgen dat schaarse publieke middelen worden besteed aan (ecologisch of maatschappelijk) onverantwoorde of relatief onbelangrijke projecten;
  • corruptie leidt tot gebrekkige naleving van milieuregels en -wetgeving; en,
  • corruptie schaadt de sociale structuur van samenlevingen omdat gebrekkig vertrouwen in publieke instellingen en leiders, frustratie en onverschilligheid het maatschappelijk middenveld verzwakken (met verdere normalisering van corruptie tot gevolg) (Transparency International Nederland, 2014).

Integere besluitvorming en integer handelen vereist aldus meer transparantie; inzicht in de specifieke gevolgen van bepaalde handelswijzen, in de belangen die hierdoor worden geschonden of behartigd, zowel op de korte als de lange termijn.

Kennis, begrip en transparantie ter bevordering van bestuurlijke integriteit

De gevolgen van corruptie in acht nemende, kunnen we concluderen dat wie corruptie toestaat zich te wortelen en zich te verspreiden, niet integer handelt, ongeacht de ogenschijnlijke onschuld of onvermijdelijkheid van het (laten) betalen van steekpenningen. Dit geldt ook als een achtenswaardig belang de belangrijkste drijfveer is, bijvoorbeeld de continuïteit van uw onderneming, en dus de positie van uw medewerkers. De negatieve collectieve impact van een dergelijke handelswijze is gewoonweg te groot. Overheden en maatschappelijke organisaties borgen deze opvatting in steeds verdergaande wetten, richtlijnen en principes.

De kwestie reikt echter verder dan het gedrag van individuen ‘in het veld’; het concept good governance staat centraal. De vraag ‘wat maakt medewerkers integer?’ is aldus deels indirect te beantwoorden met de vraag ‘wat maakt bestuur integer?’. Bestuurders komen er niet meer mee weg om de verantwoordelijkheid bij de handelend medewerker te leggen. Daarvoor zijn drie oorzaken aan te geven:

  1. De invloed van omgevingsfactoren, zoals de organisatiecultuur, op het gedrag van mensen wordt steeds breder erkend.
  2. De samenleving verwacht van bestuurders dat zij de werking van deze factoren begrijpen, weten wat er zich binnen hun organisatie afspeelt, en wat hiervan de gevolgen zijn. Dit zodat zij hun invloed kunnen uitoefenen ter voorkoming van corrupt handelen door medewerkers, tussenpersonen, dochterondernemingen, en andere partijen binnen hun invloedssfeer.
  3. Een bestuurder wordt geacht adequate maatregelen te nemen om de integriteit van zakendoen binnen zijn of haar gelederen te bevorderen. Dit betekent formele erkenning van het feit dat voor een bestuurder integriteit en good governance niet slechts een kwestie is van geen onethische gedragingen vertonen, oftewel ‘passieve integriteit’, maar ook van actief werken aan een integere en transparante bedrijfsvoering. Dit stelt hoge eisen aan bestuurders. Zij zullen op adequate wijze morele afwegingen dienen te maken op basis van kennis van de (mogelijke) effecten van hun beslissingen en handelswijzen.

Bron: Transparency International (2014).