Hamers

Vrouwen en corruptie

Lotte RooijendijkFeature, Kwesties, Onderzoeken

Amsterdam, 13 november 2015 – Er is in het verleden onderzoek gedaan naar hoe corrupt mannen en vrouwen zijn in vergelijking met elkaar. Er is duidelijk gebleken dat mannen een sterkere neiging hebben om verwikkeld te raken in corruptie. Maar wat zijn nou precies de verschillen tussen mannen en vrouwen in hoe ze corruptie ervaren?

Verschillende impact corruptie

Volgens een rapport van de UNDP is er een duidelijk gebrek aan genderspecifieke indicaties in het meten van corruptie. Pas sinds een jaar of tien zijn onderzoekers zich gaan richten op de verbanden tussen genderongelijkheid en corruptie. Onderzoek van onder andere Transparency International richtte zich voornamelijk op de verschillen tussen mannen en vrouwen als het ging om de waarschijnlijkheid dat ze deelnemen aan corrupte activiteiten. Hieruit is gebleken dat vrouwen minder snel ingaan op omkoping en een groter besef van integriteit.

Het schaarse onderzoek dat wél is gedaan naar genderspecifieke corruptie, is gefocust op 3 verschillen in de relatie van mannen en vrouwen met overheidsfunctionarissen: toegang tot publieke diensten en financiële middelen; toepassing van wettelijke middelen in het vorderen van rechten en het bieden van bescherming tegen misbruik; en ten derde toegang tot arbeidsmarkt en politieke functies als wetgever of ambtenaar.

Zo blijkt uit het 2014 rapport van Transparency International over gendergelijkheid dat genderongelijkheid en corruptie nauw met elkaar verbonden zijn. Genderongelijkheid ondermijnt een goed lopende overheid, duurzame groei en ontwikkeling en het bestrijden van armoede. Landen die meer initiatief vertonen voor empowerment van vrouwen en gendergelijkheid, ervaren in de loop van de tijd ook een afname in corruptie.

Ander onderzoek toont aan dat er zeker een verschil is in hoe mannen en vrouwen corruptie in het dagelijks leven ervaren. Duidelijk is naar voren gekomen dat arme vrouwen meer nadelen van corruptie ervaren dan mannen. De voornaamste reden hiervoor is dat vrouwen de meerderheid uitmaken in armoede en bovendien de voornaamste verzorgers van kinderen en ouderen zijn. Hierdoor maken vrouwen het vaakst gebruik en zijn het meest afhankelijke van basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg, educatie, watervoorziening, etc.

Vrouwen worden hierdoor een makkelijke prooi voor omkopingen en andere vormen van corruptie, zoals ‘sextortion’. ‘Sextortion’ betekent eigenlijk afpersing met seks. Het kan verschillende vormen aannemen: van aanranding tot seksueel misbruik en verkrachting. Voornamelijk in patriarchische landen, waar vrouwen over het algemeen al gediscrimineerd worden wegens hun geslacht, kunnen vrouwen dit soort situaties moeilijk vermijden. Het komt met name voor bij bureaucratische aanvragen, juridische assistentie, etc. Een andere vorm van corruptie die genderspecifiek is, is mensenhandel, waarvan vrouwen relatief vaker slachtoffer van zijn dan mannen.

Hoewel mensenhandel en voornamelijk ‘sextortion’ overal in de wereld plaats vinden – zelfs in landen met een relatief laag level van corruptie in publieke en private sector – worden deze vormen van afpersing systematisch onderbelicht in de metingen van corruptie. Het grootste probleem is namelijk dat in de meeste gevallen vrouwen vanwege angst en schaamte geen aangifte durven te doen of omdat bijvoorbeeld mensenhandel vaak niet wordt herkend als een vorm of direct gevolg van corruptie. Daarnaast is het voor de slachtoffers vaak bijna onmogelijk wettelijk overtuigende bewijzen te leveren.

Genderongelijkheid en corruptie in kaart gebracht

Het is vanzelfsprekend dat corruptie in verschillende vormen voorkomt in verschillende landen. Over het algemeen kan worden gezegd dat een grotere mate van vrouwenrechten en publieke participatie van vrouwen geassocieerd kan worden met een betere overheid en minder corruptie (en nog veel meer voordelen). Dit is bijvoorbeeld duidelijk te zien wanneer men een vergelijking maakt met het CPI van Transparency International en het Global Gender Gap Report van World Economic Forum.

Transparency International brengt een jaarlijks rapport uit waarbij aan de hand van het Corruption Perception Index (CPI) landen worden gerangschikt op basis van de mate waarin er misbruik wordt gemaakt van publieke invloed om persoonlijke voordelen te behalen.

Hieronder een toelichting in de vorm van een visualisering:

CPI Map 2014

Uit het CPI rapport van 2014 is de volgende top-5 van minst corrupte landen gekomen:

  1. Denemarken
  2. Nieuw Zeeland
  3. Finland
  4. Zweden
  5. Noorwegen

In de context van genderongelijkheden produceert ook het World Economic Forum jaarlijks een landkaart. In dit Global Gender Gap Report worden landen gecategoriseerd op basis van verschillen tussen mannen en vrouwen. Er wordt gekeken hoe groot het ‘gat’ is tussen mannen en vrouwen in 4 velden: gezondheid en levensverwachting; toegang tot educatie; economische participatie en mogelijkheden; en invloed in politiek. Hierbij geldt, hoe kleiner het ‘gat’, hoe meer de levensomstandigheden zijn voor vrouwen en mannen gelijk zijn in het land. Hieronder de ‘Gap Map’ van 2014.

Gender Gap Report 2014

Opvallend is dat de top-5 van de Global Gender Gap Map vrijwel overeenkomt met de minst corrupte landen van het CPI report:

  1. IJsland
  2. Finland
  3. Noorwegen
  4. Zweden
  5. Denemarken

Er is hier dus een duidelijke correlatie te zien tussen de mate van corruptie in een land en de levensomstandigheden voor vrouwen in hetzelfde land. De landen waarin minste mate van corruptie voorkomt, zijn tegelijkertijd de landen waar gendergelijkheid en empowerment van vrouwen al beter gevestigd is. Tegelijkertijd is te zien dat de meest corrupte landen ook de meest kansarme landen zijn voor vrouwen.

Genderongelijkheden hier en nu

Zoals de Gender Gap Map aangeeft zijn vrouwen in Westerse landen (met name Noord-Europa) veel meer empowered in vergelijking met ontwikkelingslanden. Alsnog is ook hier nog steeds sprake van genderongelijkheden. Dit valt met name op in bijvoorbeeld het percentage vrouwen dat topfuncties bekleed binnen bedrijven of in de politiek.

Door de toenemende bewustwording van deze ongelijkheid, zijn er manieren ontwikkeld om vrouwen te helpen het ‘glazen plafond’ te doorbreken. Een voorbeeld hiervan is de invoering van het vrouwenquotum; een door de overheid opgelegd minimumaantal voor vrouwen in topfuncties. De Nederlandse ‘Female Board Index’ geeft jaarlijks een overzicht van vrouwelijke vertegenwoordiging in de Raden van Bestuur (RvB) en de Raden van Commissarissen (RvC). In het rapport van 2015, werden bedrijven gerangschikt naar het percentage van vrouwen in hun gezamenlijke RvB én RvC, op basis van de stand van zaken op 31 augustus 2015. De veranderingen werden gemeten ten opzichte van de gegevens van het jaar daarvoor. De vijf meest opvallende uitkomsten waren:

  1. Geen enkel bedrijf voldeed aan het Nederlandse streefgetal (30%) voor RvB én RvC (samen), waarbij negen ondernemingen voldeden aan de EU-quota voorstel (40%) voor alleen de RvC.
  2. Unilever – 2IF lid van TI-NL – staat op eerste plaats in Female Board Index met het hoogste percentage vrouwen in de gecombineerde RvC en RvB (50%).
  3. Boskalis staat op laatste plaats met 0 vrouwen bij een gecombineerde RvB en RvC van 10 personen.
  4. 30% van de ondernemingen heeft geen enkele vrouw in RvB of RvC
  5. 25% van de vrouwelijke bestuurders is niet-Nederlands. Dit is 30% voor de vrouwelijke commissarissen (d.w.z. dat vrouwen relatief veel vaker uit het buitenland komen dan mannen).

De cijfers maken duidelijk dat het nog een lange weg is naar het gelijkstellen van mannen en vrouwen in topfuncties. In theorie lijkt het vrouwenquotum een ideale oplossing gelijkheid binnen het bedrijfsleven ‘af te dwingen’. Er schuilt echter ook een aantal praktische problemen achter dit idee. Zo is bijvoorbeeld uit een onderzoek gebleken dat vrouwelijke leiders in verschillende posities in Nederlandse bedrijven zelf tegen het quotum zijn omdat het zou kunnen zorgen voor positieve discriminatie, wat in het ergste geval leidt tot devaluatie van een functie.

Aanbevelingen en oplossingen

Al met al valt er te stellen dat genderongelijkheid hand in hand gaan met diverse vormen van corruptie en dat er nog steeds sprake is van uitdagingen van genderongelijkheid voor zowel ontwikkelingslanden, als in Europa. Voor ontwikkelingslanden is het belangrijk dat genderongelijkheid een prominentere plek krijgt in onderzoek naar corruptie. Om dit te bewerkstelligen zijn punten waarop gelet kan worden bij het ontwerpen, implementeren en monitoren van anti-corruptie initiatieven, waardoor hiervoor kan worden gezorgd:

  1. Aanpakken van vormen van corruptie die vrouwen het meeste raken;
  2. Betrek vrouwen bij het ontwikkelen van anti-corruptie strategieën;
  3. Train en ondersteun vrouwen als leiders in hun land en regio;
  4. Zorg ervoor dat vrouwen actief deelnemen aan publiek debat;
  5. Integreer vrouwen in werkzaamheden van publieke dienst;
  6. Garandeer mechanismen voor het rapporteren over gender-sensitieve onderwerpen;
  7. Betrek een gender dimensie binnen de data collectie van corruptie.

Voor Nederland en de rest van Europa is de grootste uitdaging om vrouwen een speelveld te bieden in het bedrijfsleven waarbij ze op een gelijke manier kunnen concurreren met elkaar en met hun mannelijke collega’s, zonder dat daarbij sprake is van positieve discriminatie.

Uit onderzoek van onder meer het Wolrd Economic Forum is bovendien gebleken dat het ‘vrouwelijker’ maken van de publieke ruimte ook een manier kan zijn om corruptie aan te pakken. Zoals eerder aangeduid, blijken vrouwen minder geneigd te zijn dan mannen om in te gaan op omkoping. Bovendien is er in landen waar vrouwen relatief meer publieke functies innemen, minder sprake is van corruptie. Uiteindelijk valt duidelijk te concluderen dat een land ervan kan profiteren om meer vrouwen op diverse niveau’s en op een eerlijke manier beter toegang te bieden tot publieke diensten, wettelijke middelen, en de arbeidsmarkt, om op deze manier corruptie en uitbuiting van vrouwen te verminderen.