Jammeh

Jammeh en Obiang: een corrupte hand boven het hoofd houden

Bart VolleberghAlgemeen, Asset recovery, Belangenverstrengeling, Corruptie, Feature, Fraude, Integriteit, Internationaal, Mensenrechten, Nieuws, Omkoping, Overheid

Amsterdam, 16 april 2019 – Na alle recente ophef over Teodorin Obiang – zoon van de president van Equatoriaal Guinee – staat nu de voormalig president van Gambia, Yahya Jammeh, in de corruptieschijnwerpers. Al in 2015 bracht Human Rights Watch de vele mensenschendingen die tijdens het regime van Jammeh plaatsvonden in kaart, waaronder de ontvoering en marteling van politieke tegenstanders, de executie van een groep Afrikaanse migranten en de moord op twee journalisten. Echter, nadat Jammeh in 2016 de verkiezingen verloor en het land verliet, wordt duidelijk dat hij, naast het voeren van een terreurregime, het West-Afrikaanse land ook de financiële afgrond in heeft geholpen.

Financieel wangedrag Jammeh

Yanya Jammeh regeerde 2 decennia lang in Gambia. Uit een recent gepubliceerd rapport van de Organized Crime and Corruption Reporting Project blijkt dat gedurende deze periode de voormalig president voor een geschat bedrag van $975 miljoen aan staatsgelden verduisterd. Dit gebeurde voornamelijk door corruptie binnen telecombedrijven die in de handen van de staat waren ($363,9 miljoen) en door illegale houthandel ($325,5 miljoen). Daarnaast had Jammeh ook volledig controle over de Nationale Bank, corrumpeerde hij het gehele overheidsapparaat en maakte hij op grote schaal misbruik van ontwikkelingsgelden uit onder andere Taiwan en binnenlandse sociale zekerheidsfondsen. Met name gelden die bestemd waren voor de ontwikkeling van onderwijs, de landbouwsector en de gehandicaptenzorg, maar ook het bestrijden van ebola, belandden in de zak van deze kleptocraat.

Daarnaast onderhield hij door middel van een systeem van steekpenningen en vriendendiensten sterke banden met de private sector, waarbij duidelijke connecties zijn aangetoond tussen Jammeh en investeerders die een prominente rol spelen bij financiering van Hezbollah.

Van het geld dat Jammeh uit de staatskas stal financierde hij onder meer zijn paleis in Kanilai met een eigen moskee en een militaire trainingsfaciliteit. Daarnaast had hij een voorliefde voor exotische dieren, waaronder kamelen, hyena’s en zebra’s, die hij op zijn landgoed hield. Hoewel Jammah officieel een inkomen van $6000 per maand genoot, leefde hij in extravagante luxe. Zo organiseerde hij onder andere een concert ter nagedachtenis aan Michael Jackson en een Miss Black Beauty verkiezing waarvan de kosten in de miljoenen liepen.

Begin van het einde

Jammeh heeft lange tijd zijn corrupte praktijken onder de radar kunnen houden omdat Gambia een relatief klein land is en zich, zowel op het economische als politieke internationale speelveld, op de achtergrond bevindt. Dit veranderde in 2016 toen Jammeh de verkiezingen verloor van Adama Barrow, en Jammah, nadat buurlanden dreigden met een militaire interventie, ook daadwerkelijke aftrad. In navolging hierop liet de Verenigde Staten – waar Jammeh ook vastgoed beheerde –  eind 2018 weten dat hem een inreisverbod werd opgelegd en werd in Gambia zelf een onderzoekscommissie ingesteld om zijn financiële wangedrag in kaart te brengen.

Het einde is nog niet in zicht

Echter, tot op de dag van vandaag verblijft Jammeh in ballingschap in Equatoriaal Guinee onder het beschermend oog van president Teodoro Obiang, wiens zoon de afgelopen jaren in corruptie- en witwasschandalen over de hele wereld was betrokken. De twee mannen – Obiang en Jammeh – hebben een soortgelijke neiging om overheidsfinanciën te gebruiken voor persoonlijk gewin en het – desnoods met geweld – onderdrukken van politieke tegenstanders. Om te voorkomen dat zijn goede vriend en partner in crime mogelijk in Den Haag voor het Internationale Gerechtshof zou worden gedaagd voor het plegen van misdaden tegen de menselijkheid, verschafte Obiang Jammeh een luxueuze villa in Equatoriaal Guinee. Dit met het doel hem buiten het bereik te houden van eenieder die probeert gerechtigheid te krijgen voor de individuele slachtoffers en de Republiek Gambia.