Een nieuw wapen in de bestrijding van corruptie: Collective Action (3)

Anne Scheltema BeduinAankondigingen, Extern nieuws, Internationaal, Kwesties, Onderzoeken, Organisatie, Press Release, Press Releases, Wetgeving

Hoofddorp, 13 november 2014 – In het vorige deel van deze serie zijn we dieper ingegaan op het vierde en vijfde artikel van B. Horrowitz. In het vierde artikel werd er gekeken naar de meest voorkomende vorm van Collective Action: vrijwillige verklaringen en gezamenlijke activiteiten. In het vijfde artikel liet Horrowitz zien dat dit soort vormen van Collective Action weinig nadelen hebben en een belangrijk middel zijn om corruptie te bestrijden. In dit deel wordt er gekeken naar artikel 6 van Horrowitz.

 

In het zesde artikel bespreekt Horrowitz normeringsinitiatieven. Deze zijn minder vrijblijvend dan de vrijwillige verklaringen en gezamenlijke activiteiten. Normeringsinitiatieven komen vaak voort uit dit soort verklaringen en activiteiten. Concreet komen ze het meest voor in de vorm van gedragscodes in een bepaalde sector. Gedragscodes worden al jaren gebruikt en hebben op talloze gebieden gezorgd voor nieuwe internationale standaarden, zoals op het gebied van bestrijding van kinderarbeid, mensenrechten en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Tegenwoordig zien we dat deze codes steeds meer gebruikt worden om anti-corruptie maatregelen te stimuleren.

 

Gedragscodes zijn in principe pogingen van marktleiders om spelregels vast te stellen zodat een gelijk speelveld gecreëerd wordt in een bepaalde markt of bedrijfssector. Andere marktspelers participeren in het maken van deze gedragscode en sluiten zich zo vrijwillig aan bij de code.
Gedragscodes komen vaak voor in dezelfde sector omdat bedrijven in dezelfde sector gemeenschappelijke uitdagingen op het gebied van corruptie hebben. De beperkte groep aan deelnemers en de reguliere bijeenkomsten die al plaats vinden om bijvoorbeeld technische standaarden en lobbyposities te bespreken zorgen ervoor dat er een forum bestaat om te praten over gedragscodes. Bijna elke sector kent een gedragscode die, formeel, genoeg mogelijkheden biedt om de hoogste standaard van gedrag te waarborgen. Voorbeelden hiervan zijn: defensie en luchtvaart (Global Principles of Business Ethics), bankieren (Wolfsberg Principles), gezondheidszorg (International Federation of Pharmaceutical Manufacturers and Associations Code of Practice) en winningsindustrieën (Extractive Industries Transparency Initiative).

 

Over het algemeen zijn gedragscodes minder vrijblijvend dan vrijwillige verklaringen en gezamenlijke activiteiten. Een schending van de gedragscode kan namelijk resulteren in een verwijdering uit het initiatief. Bedrijven die bij voorbaat al niet lijken te kunnen voldoen aan deze regels worden überhaupt niet toegelaten. De theorie hierachter is dat bedrijven die niet meewerken, schade toebrengen aan hun reputatie in de markt en de maatschappij. Bovendien kunnen ze hierdoor de kans verliezen om mee te bieden bij publieke aanbestedingen. Als gevolg hiervan moet het bedrijf zich aanpassen aan de nieuwe ethische richtlijnen, of het risico lopen om uit de markt gezet te worden. Sommige gedragscodes hebben externe controleurs om naleving te controleren en eventueel te sanctioneren.

 

In de context van zwakke regulering, bieden gedragscodes hulp om een gemeenschappelijke standaard te creëren en kan er een zekere mate van consensus tussen spelers ontstaan over wat acceptabel gedrag is. Hoewel het moeilijk te meten is, lijkt het mogelijk om aan te nemen dat het gedrag van bedrijven de laatste decennia positief beïnvloed is door dergelijke gedragscodes.
Volgende week bekijken we artikel 7 van Horrowitz. Hierin bespreekt hij de uitdagingen die bestaan bij het opzetten en implementeren van gedragscodes.