sarangi

Onderzoek Kumar Jha en Sarangi: de vrouw en corruptie

Lotte RooijendijkCorruptie, Feature, Kwesties, News, Nieuws, Onderzoeken, Opinie

Amsterdam, 23 juli 2018 – Nieuw onderzoek van Kumar Jha en Sarangi (2018) naar de rol van vrouwen binnen corruptie onderstreept de positieve invloed van een gemengde organisatie. In het huidige juli-nummer van wetenschappelijk onderzoek tijdschrift ‘The Journal of Economic Behavior & Organization’ is een artikel gepubliceerd waaruit blijkt dat corruptie lager is in landen waar vrouwen relatief meer overheidsfuncties bekleden.

Het onderzoek is gestart op initiatief van Sudipta Sarangi, professor en hoofd van the Department of Economics (The Virginia Tech College of Science) en Chandan Kumar Jha, assistent professor bij Le Moyne College in New York. Hun conclusie is gebaseerd op gegevens uit 17 Europese landen, waaronder Nederland. Alhoewel er in het verleden al vaker onderzoek is gedaan naar corruptie en het aandeel van vrouwen, is er een duidelijk verschil te zien met het onderzoek van Sarangi en Kumar Jha. De twee gebruikten meerdere onderzoeksmethoden waarmee ze een causaal verband aantoonden: wanneer er relatief meer vrouwen onderdeel uitmaken van een overheidsorganisatie, heeft dat een verlagend effect op corruptie. Die conclusie is zowel op nationaal als lokaal niveau geldig.

Sarangi: ‘vrouwen hebben een andere politieke agenda’

Eind 2015 schreef Transparency International Nederland (TI-NL) al een artikel over vrouwen en corruptie. Het artikel haalde eerder onderzoek aan, van onder andere Transparency International (TI), waaruit bleek dat vrouwen minder snel ingaan op omkoping en een groter besef van integriteit hebben. Het onderzoek richtte zich voornamelijk op de verschillen tussen mannen en vrouwen ten aanzien van de waarschijnlijkheid dat ze deelnemen aan corrupte activiteiten. Het onderzoek van Sarangi en Kumar Jha sluit daarbij aan: omkoping is vooral lager in gebieden waar vrouwelijke macht meer aanwezig is, met name in de lokale politiek in Europa. ‘Vrouwelijke politici hebben invloed op anti-corruptie, omdat ze over het algemeen een andere politieke agenda hebben dan mannen. Een enorme hoeveelheid aan onderzoek laat zien dat vrouwen eerder geneigd zijn beleid te steunen dat gerelateerd is aan vrouwenwelzijn, kinderen en familie.’, aldus Sarangi.

Een ander rapport (2014) van TI over gendergelijkheid liet bovendien zien dat genderongelijkheid en corruptie nauw met elkaar verbonden zijn. Genderongelijkheid ondermijnt een goed lopende overheid, duurzame groei en ontwikkeling en het bestrijden van armoede. Landen die meer initiatief vertonen voor empowerment van vrouwen en gendergelijkheid, ervaren in de loop van de tijd ook een afname in corruptie.

Gen(d)eraliseren

Sarangi en Kumar Jha bevestigen dat zij al door menig andere onderzoekers werden voorgegaan in de zoektocht naar het verband tussen gender en corruptie. Ze zijn echter de eerste twee die durven vast te stellen dat er sprake is van een causaal verband. Daarnaast onderstreept hun onderzoek nogmaals het belang van het debat rondom de empowerment van vrouwen en hun aanwezigheid aan de gouvernementele top. Een debat dat waarschijnlijk nog even zal voortduren, gezien in de meeste landen de aanwezigheid van vrouwen in de politiek nog achterblijft.

Uit een rapport van McKinsey wordt uitgelegd dat we vrouwen nodig hebben, omdat die meer inlevingsvermogen hebben. In het rapport wordt een Harvard-hoogleraar aangehaald die concludeert dat vrouwen meer op samenwerking gericht zijn, verse perspectieven en diversiteit in denkbeelden meebrengen en meer dan mannen zaken ter discussie durven te stellen. Bovendien hebben vrouwen meer empathie en interpersoonlijke vaardigheden. Het probleem dat de Correspondent naar aanleiding van dit soort onderzoek schetst, is dat alle vrouwen over één kam worden geschoren. En ook alle mannen. Sarangi en Kumar Jha suggeren naar eigen zeggen niet dat vrouwen inherent minder corrupt zijn, maar dat factoren als vrouwenwelzijn en familie meer van invloed zijn op de beleidsvoering van vrouwen dan op die van mannen.

‘Nederland geeft niet het goede voorbeeld’

Verscheidene onderzoeken dragen dus diverse oorzaken aan die er voor zorgen dat een groter aantal vrouwen aan de top een positieve uitwerking heeft op de algehele integriteit. Of dit nu vooral te maken heeft met diversiteit of zachte eigenschappen, maakt voor de conclusie uit het artikel van Sarangi en Kumar Jha niet uit. Op basis van hun onderzoek lijkt een vrouwenquotum op papier de ideale oplossing.

Linda Senden, hoogleraar Internationaal en Europees recht aan de Universiteit van Utrecht stelt dat steeds meer landen harde regels opstellen rondom topvrouwen. De wettelijke regeling van 30 procent vrouw in besturen en raden geldt in Nederland alleen voor het bedrijfsleven. Alhoewel het huidige kabinet voor ruim 30 procent uit vrouwen bestaat, geeft de Nederlandse overheid volgens Senden niet het goede voorbeeld. ‘ Er zijn drie landen waar een zachtere aanpak het goed doet: het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Finland, maar in die landen zie je dat ze andere regels hebben die zorgen dat vrouwen makkelijker aan de macht komen.’

Om te huilen

Dat een vrouwenquotum op papier niet zomaar uitwerkt naar de praktijk, blijkt wel uit de ‘Bedrijvenmonitor Topvrouwen’ die in maart van dit jaar door minister Ingrid van Engelshoven (emancipatie) in ontvangst werd genomen. ‘Het is om te huilen’, aldus Van Engelshoven. In deze nieuwe Bedrijvenmonitor staan de cijfers over het aandeel vrouwen in de raden van bestuur en raden van commissarissen van grote bedrijven. Het percentage vrouwen blijft verontrustend laag: slechts 11,7% van de leden van raden van bestuur is een vrouw en voor de raden van commissarissen geldt dit slechts voor 16,2%.

De cijfers onderstrepen dat een groot deel van de bedrijven niet naar aanleiding van de wettelijke regeling van 30 procent in beweging komt. Van Engelshoven: ‘De afspraak is dat we in 2019 de balans op maken, maar als de resultaten zo teleurstellend blijven, zal ik stevige maatregelen niet schuwen.’

Sarangi en Kumar Jha sluiten op hun beurt hun conclusie af met de stelling dat de bevindingen van het onderzoek niet enkel suggereren dat de aanmoediging van vrouwenparticipatie in de politiek ten goede komt aan gendergelijkheid, maar dat het ook een positief effect heeft op de verlaging van corruptie. Alhoewel die conclusie is toegespitst op gouvernementele corruptie, wordt het belang van het algemene debat rondom gender, diversiteit en corruptie wel degelijk aangewakkerd.