energiesector

Van Nieuwenhuizen wél betrokken bij energiebeleid voor overstap

Sjoerd EppingaAlgemeen

Amsterdam, 16 januari 2024 – Cora van Nieuwenhuizen was als minister wél beleidsinhoudelijk betrokken bij energiebeleid voor haar overstap. Dit blijkt uit onderzoek van de NOS en Nieuwsuur. Van Nieuwenhuizen heeft zelf altijd volgehouden dat haar overstap naar brancheorganisatie Energie-Nederland geen risico’s op belangenverstrengeling met zich meebracht. Nu wordt duidelijk dat ze aanwezig was bij topoverleggen met de energiesector en deel uitmaakte van de Ministriële Commissie Klimaat en Energie. Ook toen ze al wist dat ze bij Energie-Nederland aan de slag zou gaan. 

Op 31 augustus 2021 maakt, toenmalig minister van Infrastructuur en Waterstaat, Cora van Nieuwenhuizen bekend dat zij per 1 oktober de voorzitter wordt van Energie-Nederland. Deze brancheorganisatie vertegenwoordigt 80 bedrijven die actief zijn in de energiesector. Vanaf de bekendmaking van haar overstap komt het haar meteen op veel kritiek te staan. Collega-politici hekelen het feit dat ministers uit een demissionair kabinet opstappen om hun geluk elders te beproeven. Daarbij zetten een aantal meteen vraagtekens bij de overstap: heeft Van Nieuwenhuizen als minister niet te dicht bij het vuur gezeten om nu te gaan lobbyen voor de energiesector?

‘Geen beleidsinhoudelijke bemoeienis’

Van Nieuwenhuizen verzekert de media destijds dat er geen sprake is van belangenverstrengeling bij haar overstap. Voor de camera’s van de parlementaire pers verklaart ze dat ze ‘nooit beleidsinhoudelijke bemoeienis’ heeft gehad met het energiebeleid. Daarnaast stelt ze dat zodra bekend was dat ze overstap mogelijk zou gaan maken ze alle eventuele raakvlakken heeft vermeden, en zich waar nodig heeft laten vervangen door de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Die uitspraken lijken na het onderzoek van de NOS en Nieuwsuur niet te kloppen. Tijdens haar ministerschap zat ze namelijk regelmatig aan tafel bij topoverleggen met de energiesector. Daarnaast was ze onderdeel van de Ministriële Commissie Klimaat en Energie en had ze toegang tot meerdere ambtelijke stukken inzake het energiebeleid. Dit geldt ook voor de periode waarin ze wist dat ze voor Energie-Nederland aan de slag zou gaan.

Er zijn concrete voorbeelden van de bemoeienis van Van Nieuwenhuizen. Zo was zij voorzitter van een bewindspersonenoverleg over windmolens op de Noordzee. Verder was zij betrokken bij de aanleg van leidingen van Rotterdam naar Chemelot in Limburg en Duitsland. Het meest in het oog springende feit is haar betrokkenheid bij het bepalen van de rekenmethode voor de compensatie van kolencentrales nadat het kabinetsbesluit dat deze minder hard mochten draaien. De gekozen methode leidde ertoe dat energiebedrijf RWE 332 miljoen euro uitgekeerd kreeg. Minister Jetten zegt daar achteraf in een brief aan de kamer het volgende over: ‘… een fors bedrag. Dat volgt uit de hoge prijzen die worden gehanteerd bij de berekening van de nadeelcompensatie.’ Vier dagen na de vergadering waarin de rekenmethode wordt bepaald begint Van Nieuwenhuizen bij Energie-Nederland, waar RWE een van de bedrijven is die ze gaat vertegenwoordigen.

Een katalysator voor regelgeving

Ten tijde van de overstap zijn de regels waaraan vertrekkend bewindspersonen zich moeten houden soepeler dan nu. In een beleidsregel ligt dan al wel vast dat oud-bewindspersonen twee jaar lang niet mogen lobbyen bij het ministerie waar zij verantwoordelijk voor zijn geweest. In dit geval: Infrastructuur en Waterstaat. Zo zou Van Nieuwenhuizen dus wél mogen lobbyen bij EZK. Ze was weliswaar vijf dagen vervangend minister van EZK na het aftreden van Eric Wiebes, maar in deze korte tijd kan volgens premier Rutte geen gezagsrelatie ontstaan zijn, het lobbyverbod is derhalve niet van toepassing. Het schuren van deze letterlijke regels en de praktijk leidt ondertussen tot grote onvrede onder politici en in de samenleving.

Al snel nadat Van Nieuwenhuizen haar overstap bekend maakt zijn die regels dan ook aangescherpt. Vanaf november 2021 geldt het zogeheten ‘lobbyverbod’ naast het eigen ministerie ook voor aanpalende beleidsterreinen waarmee een minister actieve bemoeienis had tijdens het ambt. De Wet gewezen bewindspersonen (Wgb), welke nog ter consultatie bij de Raad van State ligt, betekent een wettelijke verankering van deze beleidsregel.

In de verdere nasleep kan ook de verplichting tot een advies over de toelaatbaarheid van een nieuwe baan voor oud-bewindspersonen niet los van de controversiële overstap gezien worden. Oud-bewindspersonen zijn onder de aankomende Wgb verplicht een advies te vragen aan het Adviescollege rechtsregels politieke ambstdragers voor een overstap naar de private sector wanneer deze een beleidsterrein raakt waar zij zich intensief mee bemoeit hebben. Dit advies is niet-bindend maar wordt wel geopenbaard wanneer een oud-bewindspersoon de overstap maakt, ongeacht de aard van het advies. ‘Naming and shaming‘ moet dan voldoende zijn om oud-bewindspersonen ervan te weerhouden na negatieve advisering een functie wél aan te nemen.

Integere intenties

Feitelijk volgt Van Nieuwenhuizen de geldende regels; twee jaar lang niet lobbyen bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Haar reactie op de felle kritiek na haar overstap is dan ook: ‘Ik houd me aan de regels zoals wij die in dit land hebben vastgesteld.’ Het volgen van deze regels is echter niet hetzelfde als integer handelen. Wanneer een minister, zo blijkt, op een inhoudelijke manier bij het energiebeleid betrokken is dan moet er een belletje gaan rinkelen wanneer de branchevereniging van die sector aanklopt. In dat licht is de aankomende Wgb een vooruitgang op de situatie die gold tijdens de overstap van Van Nieuwenhuizen. Het lobbyverbod, uitgebreid met de beleidsterreinen waarmee de minister actieve bemoeienis had tijdens het ambt, wordt hierin wettelijk vastgelegd.

Het in de Wgb opgenomen verplichte advies voor vervolgfuncties in de private sector, wanneer deze een beleidsterrein raken waar oud-bewindspersonen zich intensief mee bemoeit hebben, is eveneens een stap in de juiste richting. In zijn huidige vorm zal het mechanisme van ‘naming and shaming‘ volgens Transparency International Nederland echter niet vodloende afschrikwekkend zijn. De vrijblijvendheid en de eigen verantwoordelijkheid die volgen uit een niet-bindend advies maken van het Adviescollege rechtsregels politieke ambtsdragers een waakhond zonder tanden. Na de ambtstermijn moet het Adviescollege daarom met een bindend advies over de toelaatbaarheid van nieuwe functies kunnen komen. Zoals ook de Europese Commissie het recht heeft nieuwe functies van oud-Eurocommissarissen formeel te verbieden in de achttien maanden na het einde van de ambtstermijn. Duidelijkheid en afdwingbaarheid zijn daarbij de uitgangspunten voor effectieve handhaving van een afkoelperiode.

Wil jij TI-NL ondersteunen in haar strijd voor klokkenluidersbescherming, politieke integriteit en een samenleving vrij van corruptie? Word dan lid, of steun ons via een donatie: