OESO internationaal lobbyrapport

Anne Scheltema BeduinExtern nieuws, Integriteit, Internationaal, Lobbyen

Hoofddorp, 4 december 2014 – Op 18 februari 2010 werd een Aanbeveling van de Raad over de Principes voor Transparantie en Integriteit in het Lobbyen aangenomen door de Raad van de OESO. Dit is het enige internationale instrument waarin zorgen worden geuit over de effecten van lobbyen. Bovendien biedt het begeleiding bij het bereiken van een transparant en verantwoordelijke beleid. Bij het aannemen van deze aanbeveling vroeg de raad of er binnen drie jaar een vooruitgangsrapport kon worden opgesteld.

Vandaag verschijnt dit rapport onder de naam Lobbyists, Governments and Public Trust. In dit rapport onderzoekt de OESO de manier waarop de OESO principes voor transparantie en integriteit in het lobbyen zijn geïmplementeerd. Hierbij is er gekeken naar de manier waarop risico’s en zorgen over lobbyen zijn ontwikkeld en welke lessen er zijn geleerd in het ontwerpen en implementeren van maatregelen en oplossingen die de integriteit van het besluitvormingsproces bevorderen. Er is ook specifiek gekeken naar een aantal landen, waaronder Ierland, Brazilië en Canada.

Uit het OESO internationaal lobbyrapport blijkt dat lobbyen een vast onderdeel is van het publieke besluitvormingsproces. Dit heeft voordelen aangezien het beleidsvormers kan bedienen met waardevolle inzichten en informatie. Bovendien is het een manier voor belanghebbenden om betrokken te raken bij de ontwikkeling en implementatie van politiek beleid. Er zijn echter ook nadelen. Het kan leiden tot onrechtmatige invloed, oneerlijke competitie en het aan de leiband raken van onderdelen van de publieke sector. De gevolgen hiervan voor democratische en effectieve publieke maatregelen kunnen erg schadelijk zijn.

De OESO ziet gelukkig een positieve ontwikkeling op het gebied van het verbeteren van transparantie en integriteit in het besluitvormingsproces. Zorgen over lobbyen worden vooral aangepakt door het instellen van regelgeving. Meer landen hebben in de afgelopen vijf jaar regelgeving geïmplementeerd dan in de afgelopen 60 jaar. Over het algemeen heeft deze regelgeving geleid tot meer transparantie en openheid in het lobbylandschap. Er zijn echter ook veel landen die moeite hebben om de kosten te betalen die gepaard gaan met transparantiemechanismen.

In totaal hebben 41% van de OESO leden maatregelen genomen om hun lobbystandaarden te verbeteren. Het proces om wetgeving over lobbyen goedgekeurd te krijgen is in meerdere landen complex en langdurig gebleken. Soms moesten voorstellen bijvoorbeeld meerdere keren in gewijzigde vorm ingediend worden voor ze werden aangenomen.

De OESO ziet ook problemen bij de handhaving-strategieën die worden toegepast. Handhaving van integriteitscodes blijft zwak. De meeste lobbyisten die mee hebben gedaan aan het OESO onderzoek geven aan dat als er al sancties zijn, ze niet zwaar genoeg zijn om overtredingen te voorkomen. De OESO wijst er op dat er wel sancties zijn voor ambtenaren, maar dat er weinig informatie is over de mate waarin deze daadwerkelijk worden toegepast. Dit is volgens de OESO belangrijk. Vooral de integriteit van de publieke sector moet gewaarborgd worden omdat dit de sector is die gelobbyd wordt. Zij moeten hun verantwoordelijkheid nemen als publieke vertegenwoordigers.

De OESO heeft ook een aantal nieuwe of verhoogde risico’s aangekaart die gerelateerd zijn aan lobbyen. Hierbij wordt er gewezen op draaideuren en op lobbyisten die door de overheid worden ingehuurd. Een derde van de OESO landen hebben wetgeving in plaats om het aantal lobbyisten dat advies- of beleidsfuncties inneemt bij de overheid te beperken. De samenstelling van adviesgroepen is ook een grote zorg voor de OESO. Leden van deze groepen hebben direct toegang tot beleidsmakers, maar er wordt in het algemeen niet op toegezien dat deze groepen een gebalanceerde samenstelling hebben.

Nederland is niet onderzocht door de OESO. De problemen die zij signaleren lijken echter goed aan te sluiten op het Nederlandse lobbyklimaat. Draaideuren op het hoogste politieke niveau komen regelmatig voor, denk bijvoorbeeld aan Camiel Eurlings of Gerrit Zalm. Uit een onderzoek van Zembla dat uitgezonden is op donderdag 8 oktober bleek ook dat werknemers van Nederlandse ICT-bedrijven die door de overheid waren ingehuurd, werden beïnvloed door hun werkgever. Bovendien is er in Nederland weinig duidelijkheid over de manier waarop adviesgroepen worden samengesteld.