afscheid

TI-NL kritisch bij evaluatie implementatie OESO-Verdrag tegen omkoping

Lotte RooijendijkAlgemeen, Corruptie, Feature, Klokkenluiders, Nationaal, Nieuws, Omkoping

Amsterdam, 12 februari 2020 (door Jeroen Brabers) – In 1997 is het OESO “Verdrag inzake de bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale transacties” (het OESO-Verdrag tegen omkoping) tot stand gekomen. Dit Verdrag is inmiddels door 44 landen geratificeerd. Het OESO-Verdrag tegen omkoping voorziet in een regelmatige evaluatie van de implementatie van het Verdrag door de verdragspartijen in hun nationale wetgeving. Op dit moment wordt de implementatie door Nederland voor de vierde maal geëvalueerd. Op 11 februari 2020 heeft Transparency International Nederland haar visie ten aanzien van die implementatie naar voren gebracht in een bijeenkomst met het evaluatieteam van de OESO anti-corruptiewerkgroep.

Wat houdt de evaluatie van het OESO-Verdrag in?

Het OESO-Verdrag tegen omkoping verplicht de 44 Verdragspartijen om het direct of indirect aanbieden, beloven, en/of geven van steekpenningen door individuen of bedrijven aan buitenlandse ambtenaren overal ter wereld, strafbaar te stellen. De OESO anti-corruptie werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de 44 verdragspartijen. Door middel van een diepgaand peer-review monitoringsysteem binnen de werkgroep, wordt gekeken in hoeverre de lidstaten zich houden aan de verplichtingen en vereisten onder het Verdrag. Tot nu toe vonden er drie evaluatierondes plaats.

De eerste evaluatieronde betrof een evaluatie van het wetgevingskader van iedere lidstaat. De tweede ronde zag op de strafbaarstelling van buitenlandse omkoping en beoordeelde de toepassing daarvan in de praktijk. De derde evaluatieronde was gericht op de effectiviteit van de rechtshandhavingsinstrumenten, de implementatie van de nieuwe anti-corruptie aanbevelingen uit 2009 en de voortgang omtrent de implementatie van land specifieke aanbevelingen.

De huidige vierde evaluatieronde is in 2016 gelanceerd en is gericht op handhavingsinspanningen en resultaten daarvan, vooruitgang van lidstaten op eerder aangekaarte zwakke plekken en op zaken die voortkomen uit wijzigingen in nationale wetgeving of het institutionele kader van lidstaten. Bij de vierde ronde wordt gestreefd naar een aanpak op maat, waarbij rekening wordt gehouden met unieke aspecten en uitdagingen van elk land.

Nederland wordt in de vierde ronde geëvalueerd door specialisten uit Estland en Zweden. De Nederlandse overheid heeft reeds in december 2019 schriftelijk input geleverd. Deze week spreekt het OESO-evaluatieteam met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, ondernemers-organisaties, individuele bedrijven (multinationals en MKB), advocaten, academici, de rechtelijke macht en andere specialisten. Het is de bedoeling dat het evaluatierapport in juni 2020 bij een vergadering van de OESO anti-corruptiewerkgroep met Nederland wordt besproken en daarna gepubliceerd.

Inbreng Transparency International Nederland

Door TI-NL is onder meer naar voren gebracht dat Nederland weliswaar behoorlijk scoort op de Corruption Perceptions Index, maar dat dit in het geheel niet mag leiden tot zelfgenoegzaamheid. Het TI Exporting Corruption Progress rapport uit 2018, dat het evaluatieteam zei te kennen, geeft namelijk een heel ander, negatiever beeld. In vergelijking met andere landen met een vergelijkbare export, blijkt Nederland weinig te doen aan vervolging van corruptie door Nederlandse bedrijven en personen in het buitenland. Nederland is in dat rapport gerangschikt in de op een na laatste categorie ”limited enforcement”. Daarnaast verschijnen er helaas regelmatig berichten in de media dat Nederlandse bedrijven mogelijk betrokken zijn bij corruptie in het buitenland. Meest recent onthulde de Luanda Leaks de mogelijke betrokkenheid van de Nederlandse maritieme aannemer Van Oord, ING Bank en Atradius bij corruptie en mensenrechtenschendingen.

Wat betreft de mogelijke betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij corruptie in het buitenland, stelt TI-NL dat het onduidelijk is op grond van welk wetsartikel bedrijven bij louter betrokkenheid kunnen worden vervolgd. De bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht zien vooral op omkoping, maar niet op betrokkenheid. TI-NL heeft tijdens de evaluatie gepleit de huidige bepalingen nog eens tegen het licht te houden en een bepaling op te nemen waarmee bedrijven expliciet verantwoordelijk worden gemaakt voor het nemen van voldoende maatregelen om corruptie te voorkomen.  Verwezen is naar de “appropriate procedures“ bepaling uit de UK Bribery Act.

Tijdens de bijeenkomst is uitgebreid van gedachten gewisseld over de bescherming van klokkenluiders. Dat is niet verwonderlijk daar de OESO bij vorige evaluatierondes al haar zorgen over dat onderwerp had uitgesproken. Toen was de Wet Huis voor klokkenluiders echter nog niet in werking getreden. TI-NL heeft erop gewezen dat de bescherming van klokkenluiders door tekortkomingen van de Wet, het functioneren van het Huis voor Klokkenluiders door interne problemen en het feit dat krachtens de huidige Wet de bewijslast ten aanzien van vergelding berust op de klokkenluider, helaas nog steeds zwak is. En dat terwijl veel klokkenluiders met vergelding te maken hebben. TI-NL is uitgebreid bevraagd over haar zorgen en door het evaluatieteam verzocht nota’s die TI-NL opstelt met het oog op de evaluatie van de Wet en het functioneren van het Huis met het OESO-evaluatieteam te delen.

Andere onderwerpen die tijdens het gesprek met het OESO-evaluatieteam aan de orde kwamen, zijn onder meer strafrechtelijke schikkingen, informatie daarover vanuit het OM en de wenselijkheid van toezicht op schikkingen door de rechter, de implementatie van het UBO-register, faciliterende betalingen, samenwerking met overheidsinstanties en informatieverstrekking vanuit die instanties, anti-corruptietraining bij het MKB, onderzoeksjournalistiek en bronbescherming.