postrevolutionaire

Asset recovery in postrevolutionaire staten: gemiste kans?

Lotte RooijendijkAlgemeen, Asset recovery, Corruptie, Feature, Internationaal, Nieuws, Rechtspraak, Wetgeving

Amsterdam, 13 maart 2019 (door Anna Smulders) – Na het uitbreken van de revoluties in Tunesië en Egypte in 2011, de politieke onrust in Oekraïne in 2014 en de groeiende kritiek wereldwijd op corruptieschandalen omtrent regeringsleiders en hun directe kringen, adopteerde de Raad van de Europese Unie een reeks sancties in relatie tot de verduistering van staatsgelden. De zogeheten blacklists werden gevuld met de namen van voormalige regeringsleiders, hun familie en trawanten om het verdwijnen van de – naar verluidt – gestolen overheidsgelden tegen te gaan.

Sanctiemaatregelen

Het primaire doel van deze maatregelen was het bevorderen van de procedures rondom asset recovery in relatie tot deze kleptocraten en hun directe kringen. Tegelijkertijd zouden ze bijdragen aan het stabiliseren van postrevolutionaire regeringen in Caïro, Tunis en Kiev.

De opeenvolging van sancties, met inbegrip van het bevriezen van bankrekeningen en het conservatoir beslag leggen op eigendom, bleek in de praktijk echter minder effectief dan op voorhand werd gedacht. Naast het feit dat er in 7 jaar tijd slechts 3 keer is teruggevallen op dergelijke maatregelen, zijn er ook inhoudelijke bezwaren met betrekking tot de effectiviteit en legitimiteit van de sancties. Dit blijkt uit een rapport van het Civil Forum for Asset Recovery (CiFAR) van begin 2019.

Effectiviteit

De voornaamste kritiek vanuit het CiFAR heeft betrekking op de gebrekkig bewijsvoering ter ondersteuning van de toespitsing van de sanctiemaatregelen in individuele gevallen. Hierbij wordt zwaar geleund op bewijs uit de betrokken staten waar de onafhankelijkheid van het justitieel apparaat niet als vanzelfsprekend mag worden beschouwd. Er wordt weinig rekening gehouden met het feit dat in postrevolutionaire staten, met name Tunesië en Egypte, politieke inmenging in (strafrechtelijk) onderzoek en berechting niet zelden voorkomt. Dit brengt het risico met zich mee dat deze staten het Europese beleid proberen te manipuleren om zo politieke tegenstanders op de blacklists te kunnen krijgen.

De maatregelen houden ook te weinig rekening met het inherent complexe karakter van verduistering, waardoor het gebruik van bijvoorbeeld brievenbusmaatschappijen het identificeren van verduisterde staatsgelden binnen de grenzen van het sanctieregime belemmert. Daarnaast voorzien de verordeningen niet in repatriëring van gelden, waardoor de allocatie na bevriezing bij de individuele lidstaten van de EU komt te liggen. Dit heeft als gevolg dat de lidstaten aanvullend hun eigen strafrechtelijk onderzoek moeten doen om dergelijke vervolgstappen te kunnen ondernemen. Efficiëntie is hier ver te zoeken, aldus het CiFAR rapport.

Conflicterende belangen

Naast de kritiek op de efficiency van het beleid worden er ook vraagtekens gezet bij de implicaties die de sancties hebben voor bepaalde juridische waarborgen en verschillende mensenrechten. In navolging van de befaamde Kadi zaak, waarin een burger met succes zijn inclusie op de EU-terrorismelijst betwistte, kwam er voor het Hof van Justitie van de Europese Unie (CJEU) een grotere nadruk te liggen op de verenigbaarheid van dergelijke maatregelen (het bevriezen van bankrekeningen en het leggen van conservatoir beslag) en de fundamentele normen waarden van de EU, waaronder transparantie en toerekenbaarheid, maar ook het recht op een behoorlijke rechtsgang. Onderzoeken duren daarnaast vaak lang en zijn afhankelijk van medewerking van zowel lidstaten als landen buiten de EU. Juridische vraagstukken omtrent de selectiviteit, legitimiteit en proportionaliteit van de sanctiemaatregelen blijven onderwerp van debat en vaak houden de maatregelen voor het Europese Hof dan ook geen stand op dergelijke gronden.

Indien de Europese Unie het vraagstuk van asset recovery op Europees niveau effectief wil aanpakken, dan zal er een coherent beleid moet worden gevormd waarbij alle fases van het proces inbegrepen zijn: het vooronderzoek, het strafrechtelijk onderzoek, het bevriezen van gelden en de beslaglegging, en de uiteindelijke repatriëring. Een alternatieve aanpak die ziet op een betere samenwerking tussen de lidstaten, in tegenstelling tot harmonisering op Europees niveau, wordt in het rapport tevens als mogelijkheid gepresenteerd. Ondertussen dunnen de blacklists langzaam uit onder druk van het CJEU en wordt steeds duidelijker dat, aldus het CiFAR, ze grotendeels aan hun doel voorbij gaan.