rechtsstaat

Schikken of vervolgen?

Anne Scheltema BeduinKwesties, Media, Nationaal

Amsterdam, 28 oktober 2014 – Ook dit weekend weer pleitte Sylvie Bleker-Van Eyk, mede-oprichter van de Nederlandse Afdeling van TI, in NRC Handelsblad voor schikkingen tussen het Openbaar Ministerie en bedrijven die over de schreef zijn gegaan op het gebied van buitenlandse omkoping of corruptie. Een boodschap die zij ook tijdens het Fraude Film Festival onder de aandacht bracht.

Het voornaamste argument van Bleker-Van Eyk om schikking boven een vervolging te stellen is dat “[h]et OM (…) een waslijst aan vereisten [aan een schikking kan] koppelen. Het is een veel effectiever middel om een bedrijf te dwingen weer goed en eerlijk te worden. Bijvoorbeeld door te eisen dat ze iemand als ik in dienst nemen.”

Toch zijn er tegenstanders van deze opvatting. Zoals Herman Bolhaar, Procureur-Generaal bij het Openbaar Ministerie tijdens het Fraude Film Festival ook opmerkte, kan de rechter naast een veroordeling met boete ook dergelijke bijkomende vereisten opleggen. Daar is geen schikking voor nodig.

Ongeveer tegelijk met het artikel van Bleker-Van Eyk, verscheen het artikel “Grote strafzaken niet schikken“, van Geert Corstens, scheidend president van de Hoge Raad. Hij meent dat het OM steeds vaker een schikking met geldboete treft om langslepende rechtszaken te voorkomen. Op die manier worden steeds meer zaken  de pas afgesneden voor de rechtbank en dus ook uit de openbaarheid gehouden.

Als burger wil ik weten waarom er dergelijke hoge boetes worden opgelegd.

Geert Corstens

Juist om die laatste redenen zouden wij in Nederland moeten beginnen met het openbaar maken van de schikkingsovereenkomsten. Op die manier wordt de maatschappij in ieder geval nog op de hoogte gesteld van de feiten en kunnen lessen voor de toekomst geleerd worden. Maar in sommige gevallen zal dat niet voldoende zijn, en zal de rechter zich over een dergelijke zaak moeten buigen. Zoals Corstens betoogt ten aanzien van de Libor-affaire, een zaak die grote maatschappelijke impact heeft gehad en met een boete van 774 miljoen euro werd geschikt.

Daarnaast voldoet Nederland bij strengere handhaving beter aan de internationale verplichtingen onder het reeds 15 jaar oude OECD anti-omkoping verdrag. Zoals ministers Ploumen en Opstelten opmerkten in hun brief van 16 januari 2013, wordt door de Anti-Corruptie Werkgroep van de OESO “[i]n het bijzonder (…) de mogelijkheid en proactiviteit van Nederland in het starten van gerechtelijke procedures tegen bedrijven die officieel gevestigd zijn in Nederland, maar hun activiteiten geheel buiten Nederland uitvoeren, in twijfel getrokken.”

Dat het OM destijds heeft aangegeven hieraan meer aandacht te besteden, heeft ook Sylvie Bleker-Van Eyk in de realiteit opgemerkt. De toename van zaken op het gebied van omkoping en corruptie komt volgens haar “ook doordat het OM er (…) steeds meer ‘bovenop zit’.”

TI-NL moedigt aan dat het Openbaar Ministerie zich actiever opstelt ten aanzien van handhaving van Nederlandse anti-corruptie wetgeving. Op die manier wordt de weg naar een level playing field geplaveid en kan het Amerikaanse enthousiasme om via de FCPA Nederlandse bedrijven aan te pakken misschien een beetje worden getemperd.

Dit is een opiniestuk van Anne Scheltema Beduin, Algemeen Directeur van TI-NL