Wet Huis voor Klokkenluiders eindelijk door de senaat

Anne Scheltema BeduinExtern nieuws, Feature, Klokkenluiders, Media, Nationaal, News, Nieuws, Wetgeving

Amsterdam, 4 maart 2016 – Na een roerige wetsgeschiedenis is het eindelijk zover. Afgelopen dinsdag stemde de Eerste Kamer in met het Wetsvoorstel Huis voor Klokkenluiders. Toch verliep net als de tweede termijn, ook de derde termijn in de Eerste Kamer niet zonder slag of stoot.  

De moeilijkste pijnpunten die in de tweede termijn al naar voren kwamen waren de vraag waarom er geen generieke bescherming tegen benadeling voor andere klokkenluiders in de wet kan worden opgenomen en de scheiding tussen het onderzoeksbelang en het strafvorderlijk stelsel. Daarom kwam mevrouw Bikker van de ChristenUnie met een tweetal moties.

Verruiming bescherming

In de eerste motie werd de regering verzocht spoedig vorm te geven aan een aanvulling op het wetsvoorstel, zodat degene die anders dan uit dienstbetrekking arbeid verricht of heeft verricht en melding doet van het vermoeden van een misstand eveneens wettelijk beschermd wordt tegen benadeling als gevolg van het melden van een vermoeden van een misstand.

Zij benadrukt verderop in het debat dat de motie niet vraagt om de vinger aan de pols te houden en te wachten tot er iets misgaat, maar om een aanpassing van de wettelijke regeling zodat de rechtsbescherming er voor alle klokkenluiders is, of zij nu een dienstbetrekking hebben of niet. Daarbij wordt dus gedacht aan de op dit moment in de wet ontbrekende bescherming van stagiairs, zelfstandigen en vrijwilligers. Het verschil tussen de vinger aan de pols en de daadwerkelijke aanpassing van de regeling is van belang, omdat de minister tijdens de vorige plenaire behandeling en zijn daarop volgende brief toegezegd had niet de in de wet opgenomen termijn van vijf jaar af te wachten alvorens de werking van de wet in de praktijk te evalueren.

Minister Plasterk vat de motie als volgt op. Volgens hem vragen de indieners van de motie niet om de wet te wijzigen, maar om een nieuwe wet tot stand te brengen. Ook wil de minister eerst bestuurlijk overleg voeren met vakbonden van zzp’ers, zoals FNV Zelfstandigen en ZZP-erkend. Maar om wel een stap verder te gaan dan de “vinger aan de pols”, zegt hij toe als het Huis van start gaat, de expliciete vraag mee te geven om in kaart te brengen waar er een reële benadeling van niet-werknemers ontstaat of zou kunnen ontstaan waartegen met een benadelingsverbod wellicht een wapen zou kunnen worden gegenereerd. Hij moet dit wel eerst overleggen met de ministers van OCW (voor de stagiairs), VWS (voor de vrijwilligers) en SZW (voor de zzp’ers), die allen hierin een verantwoordelijkheid hebben.

Tot slot zegt de minister toe binnen een jaar hierover bij de Kamer terug te komen.

De oplossing

De oplossing voor het gebrek aan bescherming is heel simpel, aldus de Graaff van D66. Er moet volgens hem een soortgelijke tekst als die in het Burgerlijk Wetboek in deze wet worden opgenomen, die zou gelden voor iedereen die geen arbeidscontractant is.

De minister legt uit dat dit minder eenvoudig is dan het lijkt. Aangezien het voor stagiairs, zzp’ers en vrijwilligers de vraag is wat precies hun rechten zijn, is het niet eenvoudig om ten opzichte van dat basisniveau van rechten de benadeling te definiëren.

Hier is dus nog een slag te slaan. TI-NL benadrukt het belang van een ruime definitie van de klokkenluider en een ruime definitie van zijn bescherming. Immers, de zzp’er, stagiair of vrijwilliger kan soms makkelijker zien wat er mis gaat binnen een organisatie, dan de werknemer die soms – gewild of ongewild – onderdeel is van het probleem.

De vervolging door het OM

In de tweede motie verzoekt Bikker de regering een voorstel te doen, zodat het wettelijke kader voor de informatiepositie van het Openbaar Ministerie ten aanzien van het Huis voor klokkenluiders vergelijkbaar wordt aan de positie volgend uit de betreffende bepalingen van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid. Het samenwerkingsprotocol tussen Openbaar Ministerie en het Huis schuurt namelijk óf met het beginsel dat iemand niet hoeft bij te dragen aan zijn eigen veroordeling, óf het geeft weinig garantie dat het onderzoek dient tot ontsluiting van de waarheid. De vraag wordt opgeworpen of die waarheid nog wel gevonden gaat worden.

De minister ontraadt deze motie. Hij constateert dat vanaf het begin de bewuste keuze is gemaakt de klokkenluider geen immuniteit te geven. Maar de klokkenluider hoeft ook niet op elke vraag antwoord te geven, conform het recht van non-incriminatie. Het is dus, aldus de minister, een sluitend stelsel. En zeker de instantie waartegen de klok geluid wordt, wordt niet gevrijwaard van strafrechtelijke vervolging. Het precieze protocol daarvoor zal nog moeten worden vastgesteld. Het dossier dat bij het Huis ligt kan in ieder geval wel worden opgevraagd en gebruikt.

Toch belooft ook hier de minister dat hij hier een scherp oog op zal houden en dat hij zal ingrijpen als de onderzoeksfunctie inderdaad wordt uitgehold doordat mensen zich niet durven te melden, omdat ze bang zijn dat het OM vervolging zal inzetten. Hij zegt toe binnen een jaar hierover te rapporteren.

De oplossing

In NRC verscheen eerder deze week de oplossing voor dit probleem, bij monde van em. hoogleraar criminologie Elisabeth Lissenberg, expert van TI-NL. Zij denkt dat mogelijk een oplossing kan worden gevonden in een regeling zoals die reeds bestaat voor kroongetuigen in art. 226 g en h Wetboek van Strafvordering. Kroongetuigen zijn, zoals minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het in 2006 verwoordde, ook strafbare klokkenluiders.

Zij hebben geen recht op immuniteit, wel op strafvermindering en zij blijven verdachten tot de rechter heeft gesproken. Zij werpt terecht de vraag op: moet het ene type strafbare klokkenluiders anders worden benaderd dan het andere?

Tot slot

TI-NL komt ook nog aan de orde in het voorstel. Er wordt gewezen op het feit dat het nog niet duidelijk is “of het Huis wel vanaf aanvang een machtig instituut zal zijn, dat afrekent met kwaadwillende instanties als het niet beschikt over adequate eigen onderzoeksbevoegdheid in de private sector en het een schamel jaarlijks budget van €400.000 heeft. Transparancy International deelt die zorgen. Ook dat vindt dat je met vier ton nauwelijks een vuist kunt maken. Het ontbreken van de mogelijkheden tot het verrichten van grondig onderzoek, terwijl er wel geanonimiseerde rapporten zullen worden uitgebracht, vermoedelijk op basis van marginaal onderzoek, zou een probleem kunnen vormen.” Op dit punt werden geen toezeggingen gedaan.

Deze passage is gebaseerd op een eerder deze week verschenen stuk in de Financiële Telegraaf, dat u hier kunt teruglezen.