tegenspraak

Schaamte saboteert tegenspraak

Lotte RooijendijkAlgemeen, Feature, Klokkenluiders, Nationaal, Nieuws

Amsterdam, 4 juni 2018 (door Aart G.  Broek) – Op 22 januari 2014 maakte Arthur Gotlieb een einde aan zijn leven. Enkele weken eerder had hij in een honderden pagina’s dik dossier pijnlijke misstanden bij zijn werkgever, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), aan de kaak gesteld. Aan dit klokkenluiden bij de NZa ging tijdig en goed onderbouwde tegenspraak van Gotlieb vooraf. Zijn tegenspraak leidde tot agressief handelen, zoals pesten, isoleren en ongefundeerde beoordelingen.  Het rapport van de commissie-Borstlap is pijnlijk nauwkeurig in de beschrijving van pogingen om Gotlieb de mond te snoeren.

Het is een fikse opgave voor ieder van ons om naar tegendraadse en deugdelijk onderbouwde kritiek te luisteren. Nog zwaarder wordt het om vervolgens het roer om te gooien. Bestuurders, toezichthouders, directie, managers – zowel binnen als buiten de overheid – houden er niet van halverwege te keren. Wij geven de voorkeur aan het ten hele dwalen (hoe het spreekwoord ook mag luiden). Waarom is het zo’n opgave om tegenspraak te incasseren en daadwerkelijk te verwerken? Een antwoord formuleren begint met weten wat er sociaal-emotioneel speelt.

Schaamte bij tegenspraak

In essentie is de pijnlijke schok die bij gefundeerde tegenspraak ontstaat een kwestie van schaamte. Door de onderbouwde kritiek horen we praktisch even niet ín de groep, maar staan juist te kijk vóór de groep waartoe we (willen) behoren. In onze jeugd doen we allemaal pijnlijke ervaringen op met het slachtofferschap van afwijzen, uitsluiten, kleineren. Ervaringen met dergelijke vernederingen én de angst die opnieuw te kunnen ervaren noemen we schaamte. Volledigheidshalve: schaamte is een substantieel andere emotionele ervaring dan een schuldge­voel. Schuld is het gevoel waarbij je je afvraagt wat jouw handelen een án­der voor nadeel berokkent. Met schaamte denken we onze eigen kant op: wat doet de ander ons aan of dreigt de an­der ons aan te doen.

Het gaat bij schaam­te om de ervaring dat het persoonlijke ‘ik’ wordt geraakt. Dat snijdt ons diep door de ziel. Het mag dan ook niet verbazen dat de schaamte-ervaringen een uitgesproken duur­zame uit­wer­king hebben en dat ernstige beschamingen tot in detail gedurende het hele leven worden herinnerd. Eenmaal die schaamtepijn ervaren, leren we de dreiging razendsnel onderkennen: zoals we vuur leren mijden om ons te branden. Ongeacht de vorm die beschaming aanneemt, de achterliggende motieven ervan, de mate waarin of hoe gerechtvaardigd de beschaming juist wel of juist niet mag blijken te zijn, de uitwerking is steevast even schrijnend. We haten schaamte: het venijnige samenballen van angst, verdriet en woede.

Het voorkómen van schaamte-ervaringen is feitelijk van levensbelang. Schaamte bedreigt namelijk onze primaire behoefte aan geborgenheid: the need to belong – de absolute noodzaak bij de groep te (blijven) behoren. Het betreft – evolutionair gezien – een uitgesproken essentiële behoefte die praktisch niet onderdoet voor de behoefte aan voedsel en bescherming tegen kou of hitte. De vrees voor – zelfs de geringste vorm van – uitsluiting is een oer­angst. Buiten de groep wacht de dood: de verzengende hitte van de savanne, de wurgende omstrengeling van de jungle, of de snerpende koude van de ijsvlakte.

Agressie

Tegenspraak zorgt voor de dreiging van vernedering en voor potentiële uitsluiting van degene die wordt tegengesproken. Bij tegen­spraak staat het persoonlijke prestige op het spel: koesterende waardering dreigt vernederende afwijzing te worden. Wanneer onze positie en macht in de groep dit toelaat, vertaalt deze schok van schaamte zich in agressie, dikwijls van ernstige aard. We willen niet dat venij­nige ge­voel erva­ren er niet meer bij te horen, van waardeloos en machteloos te zijn. We doen van alles om dit te voorkomen.

We gebruiken daartoe juist agressie. Geen slappe knieën. Gelederen sluiten. Doorpak­ken. Er ís geen weg terug. Wat middel was, wordt doel. Slechts een enkeling waagt zich bijgevolg aan het kritisch aanspreken van leiders over het beoogde of reeds ingezette parcours en over de dominante moraal en missie. Tegenspraak kan je letterlijk of figuurlijk de kop kosten. De tegenspreker loopt zélf alle risico van schaamtevolle uitsluiting. Voor je het weet, zijn de rollen omgedraaid. Voor je het weet ligt jouw kop op het blok.

De kracht van door schaamte aangestuurde agressie is nauwelijks te overschatten. Schaamte heeft een nog veel te weinig onderkende agressieve reikwijdte, meer dan eens van ernstig fysieke aard. Schaamte blijkt brandstof voor agressie. De geschiedenis leert ons dat tegenspraak dikwijls getergd van tafel wordt geslagen en de boodschapper hardhandig worden uitgeschakeld.

Voorbeelden te over, van Socrates die zijn kritische opstelling moest bekopen met het drinken van een beker gif – zo’n 2.400 jaar geleden! – tot de CIA-agente waarvan de identiteit werd gelekt, nadat zij de regering-Bush had ontmaskerd als leugenaar inzake uraniumverrijking in Irak (zie de film Fair Game, 2011). Ga verder de levensgeschiedenis eens na van mensen als Thomas More, Alfred Dreyfus en – dichter bij huis – Fred Spijkers.

Degenen die met agressie op tegenspraak reageren, ontbreekt het aan de eigenwaarde en het zelfvertrouwen om als een goed aambeeld de hamer niet te vrezen. De kracht van die agressie komt des te venijniger aan, omdat de persoon die de tegenspraak aandraagt vrijwel altijd het beste met de eigen organisatie – of de samenleving in het algemeen – voorheeft. Ook Gotlieb stond de optimalisering van zijn NZa voor ogen.

Dwarsligger

Hoe ernstig de persoonlijke consequenties van tegenspraak ook kunnen zijn, meestal komt de tegendraadse kritiek vervolgens tóch naar buiten – met des te meer kracht. Dat maakt het klokkenluiden bij NZa weer duidelijk.

In principe kan iedere (overheids)organisatie of elk bedrijf voordeel behalen met het faciliteren van tegenspraak. In principe vereist dit faciliteren ‘slechts’ de aanhoudende inspanning om schaamte-ervaringen zo veel mogelijk te vermijden en een zekere geborgenheid te garanderen voor alle betrokkenen. Het resultaat is een doeltreffender besluitvorming en zodoende minder bedrijfs- en beleidsfiasco’s, en sowieso minder persoonlijke drama’s onder medewerkers én onder bestuurders zelf. Bovendien mag van deugdelijk gefaciliteerde tegenspraak worden verwacht dat het een preventieve werking heeft op het steeds dreigende klokkenluiden. Kortom, voorkom klokkenluiden, word een dwarsligger.

Voor het faciliteren van tegenspraak staan we niet met lege handen. Zo zijn er lessen te trekken uit de evaluatie van de ervaringen die de recherche opdeed met tegenspraak, zie R. Salet en J.B. Terpstra, Tegenspraak in de opsporing (Nijmegen, 2012). Concrete mogelijkheden zijn beschreven in Chip en Dan Heath, Decisive; How to make better choices in life and work (New York, 2013) en in mijn Dwarsliggers; Tegenspraak onder schaamteloos leiderschap (Haarlem, 2013).