Houston

Afluisteren WODC-klokkenluider laat noodzaak van betere bescherming zien

Lotte RooijendijkAlgemeen

Amsterdam, 15 oktober 2019 – Marianne van Ooyen-Houben, klokkenluider van het WODC, het formeel onafhankelijk kenniscentrum van het ministerie van Justitie en Veiligheid, blijkt maandenlang door de rijksrecherche afgeluisterd te zijn via haar privételefoon. Ook is haar werkmailbox doorgespit. Transparency International Nederland is geschokt door deze inbreuk op de privacy van de klokkenluider, vreest voor een angstcultuur en waarschuwt voor machtsmisbruik van het ministerie.

In een interview met NRC op 8 oktober jl. vertelt Van Ooyen-Houben over het aftappen. Naast Van Ooyen-Houben blijkt ook een nog werkzame ambtenaar van het ministerie en de voormalig vertrouwenspersoon en integriteitscoördinator van het ministerie, te zijn getapt door de rijksrecherche. Het afluisteren zou zijn gebeurd om het lek naar de media van de in eerste instantie interne melding van Van Ooyen-Houben te vinden. Van Ooyen-Houben wordt niet persoonlijk verdacht, maar zou wel in goed contact staan met het lek.

Machtsmisbruik?

Transparency International Nederland is verontrust over dit nieuws. Allereerst is aftappen een grove inbreuk op de privacy van de klokkenluider en daarmee vormt dit een hoge prijs voor het melden van een misstand. Dit terwijl deze melding terecht bleek en van grote waarde voor het WODC, en door onder anderen minister Grapperhaus zelf met lof is bejubeld. De melding van Van Ooyen-Houben leidde uiteindelijk tot een onafhankelijker positie van het WODC en een betere informatiepositie van de Tweede Kamer.

Het spreekt voor zich dat het nieuws over het aftappen van de klokkenluider niet bijdraagt aan het ideaal van een speak-up culture, een veilige omgeving waarin werknemers worden uitgenodigd misstanden aan de kaak te stellen. Zonder zo een speak-up culture zal het lastig, zo niet onmogelijk zijn, de benodigde cultuurverandering binnen het WODC tot stand te brengen. Ook voorafgaand aan dit nieuws bestonden al zorgen over de mate waarin werknemers zich durven uit te spreken binnen het WODC. Hierbij verdient bovendien te worden vermeld dat op 21 oktober 2019 het WODC een nieuwe directeur krijgt: hoogleraar Gerty Lensvelt-Mulders. Lensvelt was eerder onderzoeker en lid van commissie-Overgaauw, een van de drie commissies die de WODC-affaire onderzocht. Dit is de enige van de drie commissies die geen structureel probleem zag en stelde dat de integriteit van de medewerkers van het WODC buiten kijf staat. De benoeming van deze directeur roept de vraag op in hoeverre zij zich hard zal maken voor de nodige cultuuromslag.

Tot slot wijst TI-NL op het feit dat het hier een klokkenluider binnen het ministerie van J en V betreft, die vervolgens door een andere dienst binnen ditzelfde ministerie wordt afgetapt. Dat hierbij zou worden gezocht naar het lek en Van Ooyen-Houben niet zou zijn afgeluisterd als verdachte, doet niet af aan het feit dat hier methoden zijn gebruikt die bedrijven en burgers niet tot hun beschikking hebben. Dit voedt het vermoeden van machtsmisbruik.

WODC-affaire

De melding van Van Ooyen-Houben betrof politieke sturing op het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), een zelfstandige dienst van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het was in eerste instantie een interne klacht in 2014, maar is via anderen in 2017 bij Nieuwsuur terechtgekomen. In de tussenliggende jaren had Van Ooyen-Houben bij de ambtelijke top van het ministerie bij herhaling, maar steeds tevergeefs, aan de bel getrokken. Intern werd de kwestie afgedaan als een uit de hand gelopen arbeidsconflict. Toen Nieuwsuur documenten onthulde die aantoonden dat WODC-onderzoeken naar het Nederlands drugsbeleid door het ministerie van Justitie werden beïnvloed, kon de WODC-affaire worden onthuld. Uiteindelijk gaf Van Ooyen-Houben toestemming haar interne klacht te publiceren. Drie onderzoeksrapporten later heeft Grapperhaus structurele problemen erkend en maatregelen genomen. Het WODC heeft een onafhankelijker positie gekregen en de informatiepositie van de Tweede Kamer beter geregeld.

Strafrechtelijk onderzoek

Hiermee leek de WODC-affaire afgesloten. Afgelopen zomer echter bleek dat justitie een strafrechtelijk onderzoek was begonnen naar degene die de klacht van Van Ooyen naar Nieuwsuur gelekt had. In januari 2018 garandeerde minister Grapperhaus nog expliciet aan de Tweede Kamer dat hij niet naar de geheime journalistieke bronnen op zoek was. Waarom de minister op deze woorden is teruggekomen, is niet duidelijk. Tijdens dit onderzoek blijkt nu dus dat ook de klokkenluider zelf door justitie is afgeluisterd.

Naast het strafrechtelijk onderzoek bleek dat plaatsvervangend secretaris-generaal van J en V, Ronald Barendse, persoonlijk bleef zoeken naar degenen die informatie gelekt hadden door zelf meerdere mensen te ondervragen over de bronnen. Bij die gesprekken werden de potentieel verdachte justitiemedewerkers niet bijgestaan door een advocaat en ook niet op hun rechten gewezen. Barendse is opgestapt na berichtgeving van Nieuwsuur over zijn rol.

Tegen de beleidsambtenaren die in de WODC-affaire politiek invloed uitoefenden op het wetenschappelijk onderzoek en de ambtelijke top, zijn nooit maatregelen getroffen.

Belang van goede klokkenluidersbescherming

Transparency International Nederland maakt zich hard voor adequate klokkenluidersbescherming. Klokkenluiders zijn van onschatbare waarde bij het blootstellen van corruptie, fraude en wanbeheer. Vroege openbaring van de misstand of het risico hiervan kan de mensenrechten beschermen en de rechtsstaat te behouden. Het hebben van goed beleid voor het omgaan met vermoedens van misstanden (meldbeleid) is in het belang van zowel de organisaties als haar medewerkers. Immers, misstanden kunnen in alle organisaties voorkomen en hebben een negatieve invloed op zowel de organisatie als het werkklimaat. Organisaties hebben er belang bij dat vermoedens van misstanden in een zo vroeg mogelijk stadium worden gesignaleerd en serieus worden onderzocht, én dat geconstateerde misstanden adequaat worden aangepakt. Daarbij moeten medewerkers erop kunnen vertrouwen dat, als zij een vermoeden van een misstand hebben en daarvan melding doen, de organisatie hen als melder beschermt tegen benadeling als gevolg van het feit dat zij een melding hebben gedaan.