Hamers

Vervolging oud-ING-topman Hamers omslagpunt in Nederlands schikkingsbeleid

Lotte RooijendijkAlgemeen, Corruptie, Feature, Nationaal, Nieuws, Rechtspraak, Schikkingen, Wetgeving, Witwassen

Amsterdam, 10 december 2020 (door Maartje de Vroege) – Gisteren oordeelde het Gerechtshof in Den Haag dat oud-ING-topman Ralph Hamers tóch strafrechtelijk vervolgd moet worden voor zijn rol in de witwasaffaire, waar de bank in 2018 een megaschikking van 775 miljoen voor sloot met het Openbaar Ministerie.

In 2018 trof het OM de grootste schikking in de Nederlandse geschiedenis met ING wegens structurele en jarenlange overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Tussen 2010 en 2016 werden de bankrekeningen van ING gebruikt voor het witwassen van honderden miljoenen euro’s, wat de bank, als poortwachter van ons financiële stelsel, overduidelijk had moeten voorkomen. Als gevolg van het gebrekkige compliancebeleid konden cliënten van ING jarenlang ongestoord gebruikmaken van bankrekeningen van ING voor hun criminele activiteiten.

OM stelt te weinig bewijs te hebben voor persoonlijke vervolging

Na langdurig onderzoek kwam het OM erachter dat er structureel geen of onvolledig klantenonderzoek werd uitgevoerd, waardoor onvoldoende werd onderzocht welke potentiële risico’s cliënten met zich meebrachten. Daarnaast werden ongebruikelijke transacties niet gemeld bij de Financial Intelligence Unit, waartoe ING wel verplicht is op basis van de Wwft.

Hoewel het OM oordeelde dat ING “business boven compliance” had gesteld, werden de strafbare feiten toegerekend aan de organisatie als geheel en konden deze, aldus het OM, niet individueel aan personen worden toegerekend, “ook niet aan de leiding van ING”. Het OM stelde dat het hogere management de ernst van de tekortkomingen en het voortduren ervan onvoldoende had kunnen inschatten, ondanks dat het OM zelf concludeerde dat ING meerdere malen door DNB gewaarschuwd was en in ieder geval vanaf 2010 bekend was met de gebreken in het compliance beleid. Er zou desondanks niet genoeg bewijs zijn om de persoonlijke betrokkenheid van de ING-top bij de misstanden vast te stellen, concludeerde het OM.

Kritiek op schikking en gebrek aan strafrechtelijke vervolging individuen

Vanuit de maatschappij ontstond veel kritiek op het feit dat zowel ING als natuurlijke personen zich niet voor de rechter hoefden te verantwoorden. Deze kritiek vormt een onderdeel van een breder debat over de wenselijkheid van dergelijke megaschikkingen, waarbij het voor de samenleving onduidelijk is welke strafbare feiten een onderneming heeft begaan en waarom een schikking een passende afdoening zou zijn. Tot op zekere hoogte wordt sinds september 2020 tegemoetgekomen aan deze kritiek, door de instelling van een onafhankelijke Toetsingscommissie hoge transacties, die beoordeelt of sprake is van “een passende afdoening waartoe het OM in redelijkheid kan besluiten”, overeenkomstig de Aanwijzing hoge transacties.

Tóch strafrechtelijke vervolging Ralph Hamers

Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie (SOBI) liet het er niet bij zitten en dwong het Gerechtshof op basis van een artikel 12 Sv-procedure te beoordelen of de beslissing van het OM om geen strafvervolging in te stellen tegen Ralph Hamers op goede gronden is genomen.

Het Gerechtshof oordeelde gisteren dat het dossier van het OM voldoende aanknopingspunten en concrete informatie bevat om daarop een strafvervolging te kunnen baseren. Daartoe werd overwogen dat Hamers niet alleen van het gebrekkige compliancebeleid op de hoogte was, maar als CEO samen met anderen ook actief aan dit beleid heeft meegewerkt. Hamers was “als CEO bevoegd en redelijkerwijs gehouden maatregelen te treffen ter voorkoming van de strafbare gedragingen van ING NL”.

Daarnaast oordeelde het hof dat strafvervolging ook opportuun is: “Het hof acht het van belang dat in een openbaar strafproces de norm wordt bevestigd dat ook bestuurders van een bank niet vrijuit gaan als zij feitelijke leiding hebben gegeven aan verboden gedragingen. De burger moet kunnen zien dat ook dergelijk handelen door de overheid niet wordt geaccepteerd. Het hof is zich ervan bewust dat de berechting van deze beklaagde tijdrovend zal zijn en een aanzienlijke belasting zal opleveren voor de rechterlijke macht. Toch mag dit niet doorslaggevend zijn. Berechting heeft ook normbevestiging tot doel. Dat staat weer in verband met samenleven, met maatschappelijke solidariteit, met laten zien wat van belang is in onze samenleving en met wat wij niet willen als samenleving.”

Zoals al eerder door ons werd bepleit, is Transparency International Nederland voorstander van het vervolgen van mogelijk strafbare individuen in schikkingszaken. Wij zijn dan ook blij met deze uitspraak van het Gerechtshof en de daarin vervatte overwegingen, die hopelijk het OM ertoe kunnen bewegen vaker over te gaan tot vervolging van mogelijk strafbare individuen in plaats van het enkel treffen van een schikking met de rechtspersoon.