EPPO

EPPO: 20 EU-lidstaten akkoord met creatie van Europees Openbaar Ministerie

Lotte RooijendijkAlgemeen, Corruptie, Europees, Feature, Fraude, Internationaal, Nieuws, Wetgeving, Witwassen

Amsterdam, 12 juni 2016 – Op 8 juni zijn de lidstaten die deel uitmaken van de versterkte samenwerking bij de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie (EPPO) wetgeving overeengekomen waarin de details van de rol en werking uiteen worden gezet. Het EPPO moet een onafhankelijk Europees Openbaar Ministerie worden met de bevoegdheid in aangesloten lidstaten onderzoek te doen naar fraude met EU-gelden en andere misdrijven die de financiële belangen van de Europese Unie beïnvloeden.

De EU en haar lidstaten worden regelmatig geconfronteerd met complexe gevallen van fraude, bijvoorbeeld grootschalige grensoverschrijdende BTW-fraude of fraude met EU-gelden. In die gevallen ontbreekt het nationale autoriteiten vaak aan middelen om snel en efficiënt over de grens te kunnen handelen. Het EPPO moet deze tekortkomingen aanpakken en de strijd tegen fraude in de EU verbeteren, waardoor bijgedragen wordt aan een sterker en beter beschermd EU-budget. De plannen voor de creatie van het EPPO zijn onderdeel van grotere hervormingen op het gebied van de bescherming van financiële belangen van de EU tegen fraude. Momenteel worden deze belangen beschermd door Eurojust en het European Anti-Fraud Office (OLAF). Deze organen kunnen echter geen rechtspraak doen over dergelijke zaken; die macht ligt nog bij de lidstaten. Daarom verwijzen zij zaken door naar nationale autoriteiten.

In 2012 bleek echter dat veel lidstaten te weinig doen met doorverwezen zaken: slechts 45.7% van de zaken die het OLAF doorverwees werd opgepakt op nationaal niveau. Verder leidde slechts 42.3% van deze zaken tot een veroordeling. Tussen lidstaten verschilden de veroordelingspercentages van 20% tot 90%. Vooral verschillen in de wetgeving van de 28 lidstaten zorgen er voor dat een gecoördineerde aanpak van fraude, corruptie en witwassen moeilijk is. Het EPPO moet hier verschil in gaan brengen door regels te harmoniseren en een EU-brede aanpak mogelijk te maken. Het brengt Europese en nationale rechtshandhavingsinstanties bij elkaar om fraude in de EU te bestrijden. Het centrale kantoor van EPPO zal worden gevestigd in Luxemburg.

Oprichting EPPO

De datum waarop het EPPO haar onderzoeks- en vervolgingstaken zal aanvaarden, wordt door de Europese Commissie vastgesteld op basis van een voorstel van de Europese hoofdofficier, zodra het EPPO is opgericht. Dit is niet eerder dan drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

Voorafgaand aan de definitieve goedkeuring van de EPPO-verordening moet toestemming van het Europees Parlement worden aangevraagd. Verwacht wordt dat dit kan gebeuren voor de zomervakantie, zodat de tekst in oktober dit jaar definitief kan worden goedgekeurd. In het kader van “overeenstemmingsprocedure” heeft het Europees Parlement de bevoegdheid om een wetgevingsvoorstel te aanvaarden of af te wijzen met een absolute meerderheidsstemming, maar kan het niet wijzigen.

Werking van het EPPO

Het EPPO zal fungeren als een collegiale structuur bestaande uit twee niveaus: het centrale niveau zal bestaan uit een Europese hoofdofficier, die de algemene verantwoordelijkheid voor het kantoor zal hebben. Het gedecentraliseerde niveau zal bestaan uit Europese gedelegeerde officieren van justitie in de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse uitvoering van strafrechtelijke onderzoeken en vervolging in overeenstemming met de regelgeving en wetgeving van de desbetreffende lidstaat.

Het centrale niveau zal alle door de Europese gedelegeerde officieren van justitie uitgevoerde onderzoeken en vervolgingen controleren, leiden en begeleiden, waardoor een consistent onderzoeks- en vervolgingsbeleid in heel Europa wordt gewaarborgd.

Hoewel de bevoegdheid ervan beperkt is tot de deelnemende lidstaten, zal het EPPO samenwerken met andere niet-deelnemende EU-lidstaten. In dat opzicht heeft de Raad de Europese Commissie verzocht om na te denken over het indienen van passende voorstellen om de doeltreffendheid van deze justitiële samenwerking te waarborgen.

Nauwere samenwerking

De verbeterde samenwerkingsprocedure is gelanceerd op 3 april 2017 na het ontbreken van unanieme overeenstemming over het voorstel. Tot nu toe hebben achttien EU-lidstaten deelgenomen aan de uitgebreide samenwerking: België, Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Tsjechië, Estland, Duitsland, Griekenland, Spanje, Finland, Frankrijk, Letland, Litouwen, Luxemburg, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije. Bovendien hebben nog eens twee lidstaten, namelijk Italië en Oostenrijk, hun intentie uitgesproken om deel te nemen aan de versterkte samenwerking. Andere lidstaten kunnen op elk moment lid worden van de samenwerking.

Nederland doet niet mee

Nederland doet niet mee en heeft zich ook niet aangesloten bij de nauwere samenwerking. In 2013 trokken de Tweede Kamer en een aantal andere nationale parlementen een “gele kaart” voor het voorstel van de Europese Commissie voor de oprichting van een EPPO. Zij vinden dat justitiezaken een nationale bevoegdheid moeten blijven. In november ging het kabinet akkoord met een aangepast voorstel, de Tweede Kamer echter niet. Het zou volgens de VVD, ChristenUnie en de SP een directe aanval zijn op de soevereiniteit van nationale staten en een verdere verschuiving van macht naar Brussel.

Het terugtrekken van Nederland bij de samenwerking voor oprichting van het EPPO stelt Nederland niet in staat het nieuwe fraudebestrijdingsorgaan te negeren. Daarnaast, als Nederland grensoverschrijdende fraude wil onderzoeken, zal het land samen moeten werken met het EPPO. Jaarlijks gaat er ten minste 50 miljard euro aan belastinggeld verloren door grensoverschrijdende misdaden. Het EPPO kan de strijd tegen grensoverschrijdende fraude in de EU naar een hoger niveau tillen, dat verder gaat dan alleen samenwerking.