UBO-register

Eerste Kamer neemt restrictieve UBO-wet aan

Lotte RooijendijkAlgemeen, Corruptie, Due diligence, Feature, Nationaal, Nieuws, Wetgeving, Witwassen

Amsterdam, 1 juli 2020 – Na een langdurig wetstraject met veel discussie en debat in de Eerste Kamer over de implementatie van het UBO-register, de database die moet gaan helpen in de strijd tegen witwassen, corruptie en terrorismefinanciering, is de UBO-wet vorige week dan toch eindelijk aangenomen. TI-NL juicht de implementatie van het UBO-register toe maar meent dat de wet verder moet worden aangescherpt om zijn doel te bereiken.

Het UBO-register moet helpen voorkomen dat het financiële stelsel wordt gebruikt voor het witwassen van geld of voor terrorismefinanciering. Tijdens het debat leek de Senaat zich niet zozeer te richten op de doelmatigheid van de wet, maar werd met name gediscussieerd over een klein en specifiek onderdeel van het register, namelijk de bestuurders van kerkgenootschappen. Dat terwijl de vraag voorligt in hoeverre de beperkte openbaarheid van het voorgestelde UBO-register de doelmatigheid van de het register ondergraaft. Farah Karimi (GroenLinks) vormde hierop de uitzondering: “We zetten ons hier met de meest restrictieve optie van implementatie in een verkeerde hoek in Europa – we geven aan dat we aandeelhouders belangrijker vinden dan witwassen aanpakken.”

Enkel in naam openbaar

Het UBO-register zal onder het aangenomen wetsvoorstel enkel in naam openbaar toegankelijk zijn. Hoewel TI-NL de verantwoordelijkheid van de overheid voor het onderzoeken van gevallen van witwassen en financieren van terrorisme niet ontkent, is ze van mening dat openbare toegang noodzakelijk is voor een efficiënte preventie en opsporing van criminele activiteiten.

Een openbaar register kan fungeren als afschrikmiddel en zal een extra beschermingslaag creëren voor de samenleving. Niet alleen zal een dergelijk register het corrupte individuen veel moeilijker maken hun criminele activiteiten te verbergen, maar het kan ook opportunistisch gedrag voorkomen dat gedijt op financiële geheimhouding. Bovendien kan openbare toegang tot informatie over uiteindelijk begunstigden leiden tot meer onderzoek door overheidsinstanties. Dit werd aangetoond door de Panama Papers: sinds informatie over het economisch eigendom over door Mossack Fonseca opgerichte bedrijven in april 2016 openbaar werd, is volgens de ICIJ meer dan €1,11 miljard terugverdiend in 22 landen en zijn in meer dan 82 landen strafrechtelijke onderzoeken gestart.

Afweging bescherming privacy VS UBO-transparantie

Opvallend was dat de minister vast bleef houden aan de registratie van de gebruikers van het UBO-register. Karimi stelde ook hier weer de juiste vragen: “Hoe zit het eigenlijk met de afweging tussen bescherming van de privacy en het doel van dit wetsvoorstel te realiseren, namelijk transparantie en maximale publieke duidelijkheid over wie de belanghebbenden zijn? Is de minister bereid om de raadpleging op namen van personen in ieder geval open te stellen voor maatschappelijke organisaties zoals Transparency International of NGO’s die zich bezighouden met de strijd tegen corruptie, witwassen, belastingontwijking c.q. -ontduiking en voor journalisten? Is hij bereid het gesprek aan te gaan met een collectief van onderzoeksjournalisten zoals Follow the Money, of met organisaties als Transparency International over hoe de effectiviteit van deze wet kan worden vergroot?”

De minister gaf aan er open voor te staan om bijvoorbeeld ook onderzoeksjournalisten te betrekken bij de effectiviteit van de wet. “Eigenlijk leent zich dat voor een evaluatie, maar het is dus vaker mogelijk om tussendoor input te vragen van de gebruikers”, aldus minister Hoekstra. Helaas wijzigt dat niets aan het aangenomen wetsvoorstel. Hierdoor ontstaat de onwenselijk situatie dat de opvrager niet op naam van een UBO kan zoeken: de UBO-gegevens zullen enkel opvraagbaar zijn per onderneming. Zo wordt het zoeken op personen en herkenning van patronen door data-analyse dus onmogelijk gemaakt. Een journalist of organisatie die onderzoek doet naar criminele netwerken, brievenbusfirma’s of belastingontwijking, vangt bot met het aangenomen wetsvoorstel voor het UBO-register. Ook moeten maatschappelijke organisaties en journalisten zich registeren voordat ze onderzoek kunnen doen naar witwassen en corruptie. En alsof dat nog niet discutabel genoeg is: ook UBO’s zélf worden op de hoogte worden gesteld van hoe vaak hun informatie wordt bekeken.

UBO-wet onnodig restrictief

Het aangenomen wetsvoorstel voor de implementatie van het UBO-register is onnodig restrictief. Uit onderzoek blijkt dat het eisen van registratie en het vragen van een vergoeding voor inzage van het UBO-register (zoals het huidige wetsvoorstel voorstaat) niet verplicht is op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de Richtlijn hergebruik overheidsinformatie (PSI & Open Data-richtlijn) noch de Vierde Anti-Witwasrichtlijn.

Minister Hoekstra (CDA, Financiën) weerlegde de zorgen over effectiviteit van het register rondom openbaarheid maar mondjesmaat.  “Journalisten moeten wel vaker kosten maken voor onderzoek”, was zijn verweer. Het UBO-register, dat wordt ondergebracht bij de Kamer van Koophandel, gaat €2.50 per dossier rekenen. Hoewel dit volgens de minister “slechts kostendekkend” is en “behapbaar voor maatschappelijke partners in de strijd tegen corruptie en witwassen”, lijkt hij over het hoofd te zien dat onderzoek doen naar de uiteindelijke belanghebbenden in de praktijk niet bestaat uit één enkel verzoek, maar tientallen zo niet honderden verzoeken moeten worden gedaan.

Bovendien moet het UBO-register volgend jaar zomer alweer op de schop. Dan moet namelijk de implementatie van de Open Data & PSI-richtlijn afgerond moet zijn, en deze Europese richtlijn stelt duidelijk dat data rondom bedrijven en het eigenaarschap van bedrijven ‘High Value Datasets’ zijn en derhalve moeten worden geopend.

Evaluatie UBO-wet

Wij kijken uit naar de implementatie van het UBO-register, dat voor meer transparantie moet zorgen op het gebied van uiteindelijk belanghebbenden. Om dit doel te bereiken moet de wet echter verder worden aangescherpt. Omdat er zoveel zorgen bestaan over deze wet, heeft de minister tijdens het debat toegezegd de wet al na 18 maanden te evalueren en dat na drie jaar nog eens te doen. Zoals Karimi voorstelde aan de minister, is TI-NL zeer bereid het gesprek aan te gaan over hoe de effectiviteit van deze wet kan worden vergroot en blijven wij inzetten op een gratis toegankelijk, accuraat, volledig en herbruikbaar UBO-register, zoals dat in veel buurlanden (o.m. het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Luxemburg) wél het geval is.